- 11 -
Toen de heer Becht vroeg om zijn interpellatie te mogen houden, heeft
spreker al gezegd, dat het z.i. het beste was om daarmede te wachten,
tot B W omtrent die aangelegenheid alle gegevens hadden. Men kon dan
met kennis van zaken oordeelen, zonder te moeten afgaan op hetgeen men
daaromtrent gehoord heeft. Men moet thans overal naar raden, en spreker
wil wel zeggen, dat hetgeen hier naar voren gebracht is omtrent deze
aangelegenheid niets bijzonders is, het is naar sprekers meening iets
echt Bergsch. Spreker wil er verder op wijzen, dat het natuurlijk best
mogelijk is, dat er fouten gemaakt zijn, daar staan we allemaal aan
bloot, maar spreker gelooft wel, dat men in dat seval er ook niet tegen
op zal zien om ebt te erkennen. Men mag toch echter in geen geval aanne
men, dat het om eigen belang gegaan is.
De heer BECHT merkt op, dat hij naar aanleiding van hetgeen men hem
verteld heeft, op onderzoek is uitgeweest en dat hem daarbij gebleken
is, dat v.r werkelijk mistoestanden zijn geweest. Spreker hoopt dus,
dat, wanneer deze zaak ter behandeling in den Raad zal worden gebracht,
die mistoestanden onder het oog zullen worden gezien, teneinde er bij
een volgende gelegenheid rekening mede te kunnen houden.
De heer Ti ALDER wil een kleinigheid zeggen naar aanleiding van hetgeen
hier naar voren is gebracht. Spreker zelf heeft deze geheele zaak geleid
en zal daarover ook verantwoording geven. Men zal het echter met spreker
oens zijn, dat deze kwestie beter gesproken kan worden, als we de lijst
der betrokken personen voor ons hebben. Spreker wil echter waarschuwen
dat men heel voorzichtig moet zijn met hetgeen over deze zaak gezegd
wordt. Men kan wel zeggen^ ik heb van achtenswaardige zijde dit of dat
gehoord, maar, ¥>/aar wij hier de ondervinding hebben, dat van achtens
waardige zijde soms alles behalve mooie dingen naar voren zijn gekomen,
is spreker van meening, dat men maar niet zonder meer behoeft aan te
nemen, wat van die zijde beweerd wordt. Deze kwestie komt vanzelf nog
nader in den Raad ter sprake. Spreker kan wel zeggen, dat hij voor zich
zelf den indruk heeft, dat met deze Kerstgave heel veel goed is gedaan
en spreker heeft dan ook al heel wat dankte tuigingen thuis gekregen.
Spreker wil van deze gelegenheid tevensgebruik maken dien dank nu alvast
aan den Raad over te brengen. Het is wel mogelijk, dat er huisgezinnen
iets gekregen hebben, waar men een inkomen had, maar dat zijn dan huis
gezinnen geweest met en meer minderen. Spreker heeft het niet op zijn
verantwoording durven nemen, om die uit te sluiten, zulks was trouwens
ook niet in het Raadsbesluit bepaald, overigens is spreker van meening,
dat men beter enkele porties te veel kan geven, dan dat men menschjn,
die het noodig hebben, zou overslaan. Spreker kan nog mededeelen, dat
in totaal 179 personen'voor deze Kerstgave in aanmerking zijn gekomen,
terwijl een lijst van die ^personen en de verdere gegevens eerstdaags
zullen v/orden overgelegd.
Waar de heer BECHT er mee accoord gaat om deze zaak verder aan te
houden tot alle gegevens kunnen worden overgelegd, sluit de VOORZITTER
hierna de ope ibare vergadering.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
31 Januari 1930.