- 10 - De VOORZITTER zegt, dat dan een nader onderzoek er naar zal worden in steld. Vaar die banken echter dringend noodig zijn, vraagt de Voorzitter of do Raad er mee accoord kan gaan, dat die banken worden aangeschaft. Voor een volgende vergadering kan dan het desbetreffende raadsbesluit nog pro forma op de agenda worden geplaatst. Zonder hoofdelijke stemming gaat de Raad hiermede accoord. De VOORZITTER verleent dan het woord aan den heer Becht voor het hou den van zijn interpellatie. Dê heer BECHT spreekt dan als volgt: Mijnheer de Voorzitter, de Kerstgave is een zeer sympathieke uiting van medeleven met zijn evenrnensch. Of die Kerstgave echter verstrekt moet worden uit de Gemeentekas ben ik zoo vrij te betwijfelen. Men kan met het streven van het Leger des Heils al dan niet sympathiseeren, toe geven moet men toe h, dat de wijzen waarop zij gelden inzamelen voor hun vrienden, geschiedt op een wijze, waaruit men kan opmaken, dat zij er de noodige moeite voor willen doen om te trachten hun vrienden met Kerst mis een geschenk te bezorgen. Ik blijf dan ook bij mijn meening, zooals ik gezegd heb op de laatst gehouden Raadsvergadering, dat het aanbeveling verdient om, indien men philantropische neigingen heeft, deze door persoonlijke daden te toonen, zoodat door particulier initiatief de gelden ingezameld worden om de minder met aardsche goederen bedeelde burgers prettiger Kerstdagen te Gedane zaken nemen echter geen keer. De Gemeenteraad heeft besloten een Kerstgave ter beschikking te stellen ten behoeve van de werkloozen, een daad, die uit een oogpunt van pi'éteit waardeering verdient, als ten minste die Iierstgaven werkelijk besteed zijn aan de huisgezinnen van werkloozen, die aanspraak daarop mogen maken. Als echter die Kerstgaven^ gegeven zijn aan huisgezL nnen, waar men een inkomen had van 30,a !+0,per week, dan moet men mij toch toegeven, dat die Kerstgaven niet beantwoorden aan het éoel, waarvoor die Kerstgaven door den Raad in 't leven geroepen zijn. Velnu, Mijnheer de Voorzitter, van achtenswaardige zijde is/ge weest. nadat mij dit medegedeeld was, ben ik op onderzoek uitgegaan en heb ik den indruk gekregen, dat die mededeeling op waarheid berustte. Naar men beweerde moet er zelfs een huisgezin zijn geweest, dat, ofschoon het hoofd van het vezin werkloos was, toch nog een inkomen had van ongeveer SO,per week. /mij medegedeeld,dat zulks inderdaad het geval is Zekerheid omtrent deze verschillende medédeelingen heb ik om begrijpe lijke redenen niet kunnen vernrijgen. Die zekerheid kunnen Burgemeester oil Wethouders verstrekken door bij het College van het Burgerlijk Arm bestuur een lijst op te vragen van de namen diergenen die een Kerstgave ontvangen hebben en te doen nagaan of werkelijk huisgeanaon een Kerst gave ontvangen hebben, niettegenstaande die huisgezinnen niet behoorden tot die werklooze huisgezinnen, die door de werkloosheid van het hoofd van dat gezin toch niet in aanmerking kwamen voor een Kerstgave, want men zal mij toch moeten toegeven, dat huisgezinnen met een week-inkomen van 30,a ^0,geen aanspraak mogen maken op een Kerstgave, niet tegenstaande het hoofd van dat gezin werkloos is, want dan moet mwn bil lijk en rechtvaardig blijven en aan ALLE huisgezinnen met een week-inko- men van 30,a k-0,of MINDER een Kerstgave toedenken, ook al behoo- ren zij niet tot de werkloozen. Ik geloof Mijnheer de Voorzitter, gehandeld te hebben in het belang van de gemeenschap, waartegen m.i. niemand bezwaar kan maken. Mijn opzet is om tot klaarheid te komen, want door dit onderzoek zal met de meeste beslistheid tegen gesproken kunnen worden het vermoeden, dat de Kerst gaven niet aan hun doel beantwoord hebben. Of zal er door bevestigd or den, dat het verstrekken van die Kerstgaven aanleiding heeft gegeven tot mistoestanden, doordat die Kerstgaven t erecht zijn gekomen in huisgezin^ ven, waar ze niet thuis behoorden. Ik doe daarom bij deze het voorstel om Burgemeester en ïïethouders op te dragen een grondig onderzoek in te stellen, door het opvragen van een lijst, waarop voorkomen de namen der begunstigden en te doen nagaan, b.v. door een uit den Raad te benoemen Commissie, of de Kerstgaven geschonken zijn aan die huisgezinnen, waar zulks noodig was. De VOORZITTER zegt zich nog niet te gevoelen als een z.g. Berganoes of Bergamot, maar toch al wel zooveel te weten van hetgeen hier ^ebeurt, dat een praatje van de str .at al heel gauw voor de volle waarheid wordt ui tgemaakt 0 éi ZO 3? gOli*

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1930 | | pagina 10