- 3^ -
Dan, Mijnheer de Voorzitter, heeft de heer Dilcland in zijn alge
meens beschouwingen gezegd, dat hij het vertrek van burgemeester
Stulemeijer geen enkele der Stadsparti j ers aanwezig was op die verga
dering. Voor wat mij zelf betreft, wil ik hierop wel zeggen, dat ik
niet kan huichelen. Mijnheer de Voorzitter, wanneer ik naar de verga
deringen moest onder burgemeester Stulemeijer, dan had ik altijd zulk
een vreemd gevoel. Ilc had net een gevoel of
let houder KI EPS: Of je pijn in je buik hadt.
De heer Musters: Ofschoon de man niet hier is en zich niet kan
verdedigen, meen ik toch hier te moeten zeggen, wanneer eens een lid
van de Katholieke Stadspartij het woord vroeg in de vergaderingen, dat
lid door Burgemeester Stulemeijer nu niet altijd zoo vriendelijk werd
behandeld of tegemoet gekomen. En omdat, zooals ik reeds zei, ik van
huisuit geen huichelaar ben, ben ik ook maar van die v ergaderipg weg
gebleven, want als ik daar op die af scheidsvergadering een woord zou
hebben gesproken, zou ik gehuicheld hebben. Ilc ben dan ook tot heien
nog steeds blij, dat ik dat niet gedaan heb.
Zooals ik reeds zei de, heb ik de algemeene beschouwingen, welke ik
nu even zal voorlezen, zelf geschreven. Ik hoop, dat de leden het mij
nie4 ten kwade zullen duiden, wanneer ik een enkele maal in herhaling
treed, want om nu verschillende zaken uit mijn algemeene beschouwingen
te lichten, zie ik geen kans meer voor.
Mijnheer de Voorzitter, gaarne maak ik dan van de gelegenheid gebrul
om bij de behandeling van de begrooting een kleine algemeene beschou
wing te houden. In het algemeen gesproken, Mijnheer de Voorzitter, kun
nen wij zeggen, dat het op het oogenblik goed gaat in onze gemeente
voor wat betreft het werken van het gemeentel®tuur. De samenwerking van
het College van B de ernstige wil om in onderlinge harmonie, met
medewerking van den Raad zooveel mogelijk het bereikbare te doen in het
beMang van de gemeente, d. w. z. van de inwoners, heeft een sfeer van op
timisme geschapen, die het beste voor de toekomst van onze stad doet
hopen. Wij kunnen daar B W niet dankbaar genoeg voor zijn. De stad
breidt, zich meer en meer uit met gevolg, dat zij meer en meer aantrek
kingskracht krijgt voor de buitenmenschen en vreemdelingen, die dus air
het -are naar hier getrokken worden, hier dus hun geld besteden en zoo
welvaart brengen voor de neringdoenden van onze stad. Is er dus, mijn
heer de Voorzitter, voor wat betreft de zakenmenschen /van onze stad
rede., tot tevredenheid en hoop in de toekomst, er is een stand in Ber-
gen-op-Zoom, die niet ten volle deelen kan in dat optimisme. Dat i s de
hov eni ersstand.
Mijnheer de Voorzitter, het behoeft wel geen betoog, dat een welva
rende hoveniers- en landbouwersstand een zegen is voor onze stad. De
hoveniers immers verschaffen aan veel handen wer.. en brengen, wanneer
het hun goed gaat, ook bij de andere neringdoenden door hun inkoop en
welvaart. Alhoewel de hoveniersstand in het algemeen geen reden tot
klagen heeft, toch heeft zij een harden strijd voor het bestaan te
voeren. Door de uitbreiding der industrie, het bebouwen van veel tuin
grond in de onmiddellijke omgeving van de stad, worden de hoveniers
meer en meer verdrongen naar buiten. De opbrengst van de producten is
nie l meer - in algemeenen zin gesproken - naar evenredigheid van de
pachten. De voor-waarden bij verpachtingen worden hoe langer hoe zwaar
der. En niet alleen bij particulieren, maar ook bij gemeentelijke in
stellingen, zooals b.v. armbesturen, gasthuisbesturen, en bij ce gemeen
te zelf. Mijnheer de Voorzitter, ik meen, dat de overheid ook hier
moet voorgaan en een voorbeeld moet geven aan anderen. Ik hoop dan ook,
dat bij eventueele verpachtingen van gemeentewege de voorwaarden zoo
zuil 3H zijn, dat er de pachter een stuk brooa op kan verdienen. Want al
melde de groentenveiling te dezer stede in her jaarverslag 2 326 een
vooruitgang van de tuinderij, men moet niet vergeten, dat die vooruit
gang niet bet eekent meer welvaart voor onze Bergsche hoveniers maar
iat -_e bewoners van de omliggende dorpen zich meer en meer op den
tuinbouw gaan toeleggen.
'i jnheor de Voorzitter, willen de hoveniers niet overvleuge-t u 'erde
dcov qe omgeving, dan dienen zij gesteund te worden zoov el als in ons
vermogen ligt. Wij kunnen dit doen op verschillende manieren en wei
speciaal op de volgende. In de eerste plaats door het tuiriboutondervys
te navorderen en daadwerkelijk te steunen door middel van het geven
can flinke subsidies aan bestaande organisaties, of door het or gar i
8c eren van tuiribouwonderwi j s van gemeentewege. Oolc zou ik wil lei wijzen
op de mogelijkheid of het niet op den weg van B W ligt on stapper, te
doen om in Bergen op Zoom te krijgen een school voor lager tuinbouw-