- 23 -
gebruik kunnen maken van de goedkoopere gas, water en electriciteifcs-
pr ijzen: al zouden deze verlaagd worden, en dat hoop ik, dan heb oen srij
daar toch niets aan. Die menschen betalen wel mee aan het goede onder
houd der stad, doch blijven zelf met hun slechte wegen zitten. Dat is
volgens mijn bescheiden meening nietffair. De buitenwegen eischen ook
dringend verbetering want de meeste tijden is daar met een halve vracht
rog niet door te komen. Mijnheer de Voorzitter, meermalen is door mij
en meerdere malen van mijn mede-Raadsleden aangedrongen op een verbete
ring van deze toestand, het is toch niet te doen om al onze belasting
gelden in de stad te gebruiken en buiten weinig of niets te doen. Als
de mens'.-hen van buiten de stad komen en zien wat daar gebeurt tegenover
buiten, dan begrijpt U ook wel hoe zoo'n mensch van binnen gestemd is.
Als men welvaart wil brengen in een gemeente, en dat is toch ons all or
doel, zei men alle oorzaken, die dezen opbloei in den weg staan moeten
wegruimen. Wil men den handel in onze stad doen opleven, dan zal men
toch ooi behooren te zorgen voor goede aan- ena fvoerwegen. Nu hoor,ik
neg al eens de opmerking, als er voor de buitenwegen iets gevraagd wordt:
goed, dat zou wel kunnen gebeuren, als de aangelanden bereid zijn in de
kosten bij te dragen. Maar Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen vragen,
als er hier in de stad nieuw- of herstrating is, dragen dan die bewoners
van die straten ook bij of voeren die ook materiaal aan?
Was men met den toèstand der buitenwegen bekend, men zou er een
ander oordeel over hebben. Ik hoop, Mijnheer de Voorzitter, dat her- nu
eens tot daden zal komen en er ook eens wat voor de buitenwegen zal
worden gedaan.
Bij de behandeling der begrooting 1929 kLei j.l. is door mij ook
gesproken over de buitenwegen en heeft de Raad Burgemeester en Wethou
ders gemachtigd een begrooting te doen opmaken voor den zandweg, welke
voert vanaf de Moerstraatschebaan langs de hoeve Valkenburg, bovenkant
't Laag, Fort de Roover, naar Halsterschen Molen. Nadien heb ik echter
niets meer gehoord hieromtrent en zou graag van B W vernemen, of er
al een begrooting dienaangaande gemaakt is.
Het is een verheugend feit, dat meerdere mijner mede-Raadsleden iets
voelen voor de buitenwegen. Ook wilde ik nog iets zeggen over die boom-
plantdagen. De buitenwegen liggen op dit gebied braak. Er liggen voor
le geeente nogal wat rehtelooze wegenbermen om te zetten in rentegevende
bermen door boomaanplant. Nu wordt er natuurlijk weer wel gezegd: wij
moeten eerst voor de binnenstad zorgen, maar, Mijnheer de Voorzitter,
als alios in de binnenstad moet voorgaan voordat er buiten iets geoeurt,
is dit volgens mij toch een treurige toestand. De opmerking wordt ook
wel eens gemaakt: dis de kinderen eerst nog een half uur moeten loopen
voor ze bij hun geplanten boom zijn. zullen zij daar niet veel voor
voelen, Och, Mijnheer de Voorzitter, ik geloof, dat het voor een stads
kind wel eens goed is een half uurtje in de f-rissche buitenlucht te wan
delen, dat zal zijn gezondheid ten goede komen.
Tot slot, Mijnheer de foorzitter, verheugt het mij, dat er stemmen
opgaan om weer tuinbouwonderwijs te geven. Jammer, dat er ook geen
landbouwonderwijs gegeven kan worden. Hiermede wil ik eindigen om bij
de artikelsgewijze behandeling der begrooting misschien op een en ander
nog nader terug te komen. Ik dank U.
De heer WALDER: Mijnheer de Voorzitter, op het gevaar af, dat men
mij zal verwijten overal critielc op uit te oefenen, meen ik toch oen
het een en ander naar voren te moeten brengen. Ofschoon het aanvankelijk
mijn bedoeling niet was om algemeene beschouwingen te houden, omdat er
geen bijzondere gebeurtenissen zich hebben voorgedaan op politiek gebiea.
Toch meen ik, dat er hier wel eenige gebeurtenissen hebben plaats gehad,
waaruit blijkt, dat het toch heel goed mogelijk is, dat verschillende
oartijen van verschillende politieke richting heel goed kunnen samen
werken. Ook mag ik er wel mijn tevredenheid over uitspreken, dat de
samenwerking bij de leden van den Raad onderling goed is in het behang
".er gemeente. Ik wil op de eerste plaats dan mijn tevredenheid uitspre
ien over het feit, dat de begrooting 1930 n°g voor he_t jaar begint, in
behandeling is kunnen komen. Dat heeft mij zeer veel genoegen gedaan en
.■en woerd van dank mag daarvoor niet achterwege blijven. Het is nu de
weede maal in den tijd van J maanden, dat de Raad een begrooting te
behandelen heeft. Den Secretaris met zijn ambtenaren komt zeer zeker
.on compliment toe, dat zij deze begrooting nog tijdig hepben klaar
gekregen. De vorige begrooting, die veel later behandeld is geworden,
waarvan de oorzaak toen lag bij Openbare Werken, is nog maar goed en