- IS - deze ingenieur benoemd is. Om deze geschiedenis echter niet te herhalen meen ik goed te doen er zoo weinig mogelijk van te zeggen. Dat de Stads partij de benoeming in de hand werkte, dat heeft de Stadspartij zelf te beoordeelen. De Stadspartij zal hem nu ook in alle mogelijke zaken moe ten steunen, en wanneer ik zoo de verschillende zaken eens goed oezie, dan ben ik van meening, dat zij daarmede ook al aardig op weg is. De Stadspartij heeft ook een z.g. studieclub, waar verschillende menschen uit de gemeente zitting in hebben, en wel menschen, die er niets mee te maken hebben. En toch wordt in diezelfde studieclub het heele hebben en houden der gemeente behandeld en besproken, ook al is het iets, waarover men in geheime izêtting heeft gesproken. In die studieclub ontvangen de leden van den Raad alle mogelijke raadgevingen, waarmede zij hun voor deel moeten doen. En ik vind het nu ook weer opmerkelijk, dat de Heer Demmers hier komt met groote woorden, welke allemaal staan op het blaad je papier, dat de heer Demmers bij zich heeft. Al de andere leden zullen ook wel voorzien zijn van zulk een blaadje, want er wordt van te voren gezegd: gij spreekt daar over en gij over dat. De VOORZITTER: Ik geloof dat de heer Vriens er zelf ook bij geweest is. De heer VRIENS zegt het iin elk geval te weten. Spreker vervolgt: Ik vind het jammer, dat de heer Demmers hier met zulke groote woorden komt verkondigen, dat de heer van Goor fouten zou hebben gemaa t. Iedereen weet toch met welke woorden van hulde men hier afscheid heeft genomen van den heer Goor. En ik geloof wel, dat de bekwaamheid van den heer van Goor hier ook voldoende is gebleken. Dit komt nnog des te meer uit, wanneer men nagaat, dat de heer van Goor reeds 2 a 3 maanden nadat hij gezegd had te zullen gaan solliciteeren, een andere betrekking kreeg, waar hij een salaris geniet van 75^0;Hier was dat 300Q, Hieruit moge ook wel blijken, dat men ook in andere plaatsen de groote bekwaamheid van den heer van goor weet te appreciecren. wanneer de heer van 'Goor het peil aan den Oosterboulevard niet zoo hoog had aangegeven, zoo zegt de heer Demmers, dan zou nu die zaak in orde zijngeweest. Tij kunnen allen wel begrijpen, waar de heer Demmers over dergelijke zaken zijn licht gaat opsteken. Dat is natuurlijk in de studieclub. Maar ik zou hier even willen opmerken, dat de heer Demmers op de eerste plaats de meest onbevoegde is om te kunnen oordeel en over het peil van den aanleg der Domeingronden. Het geheele bouwplan dier gronden met riolee- ring en het op peil brengen is juist een bijzonder succes van den heer van°Goor geweest. Daarover is niet alleen door mij, maar door alle leden van den Raad steeds hulde gebracht aan de groote bekwaamheden van den heer van .Goor- Wat door dezen dan ook voor de gemeente is gedaan, is hier zoo maur in enkele woorden te zeggen. De heer Demmers noemt dan verder het vierjarig stratenplan. En wanneer men het nu daarover heeft, aan meen ik dat het opmerkelijk is dat, wanneer de heer Vriens, niet lid van Stadspartij, daar eens over spreekt, men met groote woorden komt: at is critiek uitoefenen. Maar nu de heer Demmers het vierjarig stratenplan bespreekt en opmerkt, dat er straten, die eerst op het plan van 1931 voorkomen, reeds voor 1930 op de begrooting staan, nu mag dat, die is lid van de Stadspartij, en daarom zal men daarover nii wel,niets hooren. Ik ben echter van meening, dat dit ook critiek is. Dan krijgen we de buitenwegen. Door den hoer Demmers wordt er op gewezen, dat er ook aan de buitenwegen wel eens wat gedaan mag worden. De heer Demmers wijst er op, dat de buitenmenschen jaloersch worden, wanneer ze in de stad al die verbeteringen aan de straten zien. Ik kan met dat wel eenigszins begrijpen, maar wanneer de Raad daaraan zou moe ten beginnen, Mijnheer de Voorzitter, dan krijgen we een belastipg, die niet te dragen is. Ik ben nog steeds van meening dat, wanneer men een buitenweg verbetert, men daarvoor een tegemoetkoming moet vragen aan degenen, die langs dien weg wonen of er grond hebben liggen. Het is niet onbillijk om daar een kleine tegemoetkoming voor te eischen, want die gronden zullen er door in waarde stijgen, *k wil hier ook nog even in herinnering brengen de kwestie, die indertijd in ons gestorven lid, den heer Franken, zulk een groot voorstander had gevonden, n. 1. de kwes tie van de Balschebaan. Het is nu toch wel gebleken, dat het ongemoti veerd v/as om voor dien weg een bedrag van 4-0.000,uit te geven. Daarop kan dan ook niet genoeg gewezen worden. Ik- Tien dan ook van mee ning, dat voor het in orde brengen van dergelijke, wegen best iets mag worden bijgedragen door de aangelanden.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1929 | | pagina 18