M - 17 - haven betrekking hebbende aangelegenheden een grondige herziening behoe ven. Door den Dienst van Gemeente «verken worden daartoe bereids de noo- dige gegevens verzameld- Mijnheer de Voorzitter, het is toch eigenlijk te gek, dat wij hier in Bergen op Zoom een havendienst hebben, waarvan het hoofd, de haven meester, nooit een instructie heeft gehad. In het voorloopig verslag is de vraag gesteld, wie er toezicht uit oefent op het herstel der baggeraken en hierop is geantwoord: de Dienèt van Gemeentewerken. Er had nog de vraag gesteld kunnen worden, of de bruggendraaier verstand heeft van schepen en s cheepvaart. Er had ge vraagd kunnen worden of onder de werklieden, die met het schoonmaken van de haven belast zijn, personen zijn, die zulke zaken gemakkelijk kunnen besturen. Ook had de vraag gesteld kunnen worden, wie met het toezicht op die schoonmaakwerkzaamheden belast is. Dan zou het antwoord weer geweest zijn: de Dienst van Gemeentewerken. Mijnheer de Voorzitter, dat weet ik ook wel. Maar wie oegent het toezicht op die werkzaamheden namens dien Dienst uit? De havenmeester, die onder den directeur gesteld is? IIeen, Mijnheer de Voorzitter, die havenmeester heeft dikwijls niets te doen en een der opzichters wordt expresselijk naar de haven gestuurd. En els het niet goed geschiedt, zit de havenmeester met de moeilijiteden. Hoe zit het met de voorziening der havenlichten? Heeft de havenmeester daarover iets te vertellen en heeft hij eenige verantwoordelijkheid? Mijnheer de Voorzitter, door deze vragen en antwoorden wil ik de richting aangeven, waarop m.i. naar verbetering gestreefd moet worden. De havenmeester heeft tijd genoeg en heeft van de kleine, noodzakelijke werkzaamheden minstens evenveel verstand als een der opzichters, om met dit toezicht belast te worden. En waar^de burgerlijke dienst zeer veel werkzaamheden omvat, zal dus trakjes een opzichter voor vele dezer zaken beschikbaar komen. Waarom ik nu te voren over deze zaken spreek, Mijnheer de Voorzitter? De reden is volkomen billijk, ze is deze: De laatste dertig jaren is de haven verzorgd door de burgerlijke opzichters en er is veel verwaar loosd. De heeren van het St.Annastraatje geven dat baantje toch mis schien niet gaarne uit handen. En als dan B I? straks gaan reorganises— ren en zij verlaten zich op de adviezen van den technischen dienst, dan blijft alles nog zooals het geweest is. Daarom wensch ik bij voorbaat op deze kwestie eens een ander licht te laten schijnen. Het is niet noo- dig, dat B W mij een corcrset antwoord geven op wat ik hier naar voren gebracht heb, mits zij de gemaakt opmerkingen maar in gedachten houden, als straks de reorganisatiein elkaar gezet wordt. Het is te hopen, dat de havendienst niet te lang op deze reorganisa tie, die broodnoodig is, zal moeten wachten. De heer VRIEÏÏS; Mijnheer de Voorzitter, ik was oorspremkelijk niet van plan om algemeene beschouwingen te houden. Maar toen U van morgen zoo vriendelijk was aan mij te vragen om mijn naam op het papiertje te zetten, toen heb ik nog gezegd, dat ik dat zou doen, omdat het heel goed kon wezen, dat ik nog van plan zou veranderen. En naar aanleiding van hetgeen we nu hier hebben gehoord wil ik opnsrkên, dat ik werkelijk olij ben, dat ook mijn naam op dat lijst prijkt. En ik ben ook nog blij, dat ik als no. 3 nu reeds het woord mag voeren. Hoewel mijn naam hier niet is genoemd Mijrheer de Voorzitter, voel ik mij toch verplicht even te spreken over iets, wat ik als een persoonlijk feit beschouw. En om dat goed te kunnen doen, meen ik niet beter te kunnen doen dan den heer Hommers even op ,den voet te volgen. De heer Demmers dan is begonnen met een pluim op den hoed van het Dag.Bestuur te steken voor de goede wijze, waarop zij besturen en voor de tijdige indienirg van de begrooting.Wat dit laatste betreft, verschil ik van meening met den heer Demmers. Immers "eeds ip de maand September moet volgens de Gemeentewet de begrooting Dij den Raad zijn. Nu kan de heer Demmers hiervoor wel zijn roden hebben, -laar dat neemt niet weg, dat het toch verkeerd is. Dan zegt de heer Demmers verder, zonder mijn naam te noemen, dat ik voortdurend critiek uitoefen en vooral op den Wethouder van Openbare Werken en den Directeur. Ik zou echter hier willen opmerken, dat het toch niet meer dan mijn plicht is om er op te wijzen, wanneer ik meen dat iets niet in orde is cf verkeerd gedaan wordt. Mijnheer de Voorzitter, door den heer Demmers isr er ook iets gezegd over den ingenieur. Ik zou ook dezen steeds aanvallen en opmerkingen over diens beleid maken. Ik vind het echter opmerkelijk, dat de heer Demmers nu met die opmerkingen komt. Ik wil er even aan herinneren hoe -13 .•"ii '3 3

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1929 | | pagina 17