- 16 - bedrijven kwam de Directêur een paar maanden geleden met het voorstel, om het personeel van het Electriciteitsbedrijf met een persoon te ver meerderen, welke moet dienen om de werkzaamheden van den bedrijfsleider te verlichten. Van deze werkzaamheden was het ijken en herijken van meters het hoofddoel. Door de Commissie werden aan den Directeur meerder inlichtingen gevraagd. In de volgende Commissievergadering werden naaere inlichtingen gegeven, waarop de Commissie is ingegaan, omdat men ver trouwen moet stellen in den Directeur. Na de oproeping van sollicitanten voor deze betrekking in de plaatse lijke bladen, is mij eenige dagen nadien ongevraagd gezegd, door een der fitters, dat het werk, zooals het ijken en herijken van meters best door hen kon worden verricht in de wintermaanden, daar er dan zoo goed als niets gedaan kan worden. Het speet mij natuurlijk dit niet geweten te hebben toen dit punt in de Commissievergadering ter bespreking kwam. Ik wist niet, dat er vaklieden bij de Gemeentebedrijven waren, die dat werk ook konden verrichten. Wel was mij eenigszins bekend, dat er in den winter maanden waren, dat er zoo goed als niets gedaan wordt. Cm. mij daar eens van te overtuigen, had ik begin Februari 192S> een schrijven gericht tot Burgemeester en Wethouders om te mogen ontvangen en tevens ook ter circulatie bij de leden van de Commissie, de loon- en de we ru st at en vanaf 15 October 1927 tot en met 15 Januari 1928. Deze zijn mij geweigerd geworden, en werden niet in circulatie gegeven*, noch afschrif ten daarvan. Viel werd mij gezegd door den toenmaligen Wethouder, den heer van as zaliger, dat ik deze op het kantoor kon gaan inzien. Ik kon daar een loonboek ter inzage krijgen, doch geen loon- of werkstaten. Mijnheer de Voorzitter, hoe is het nu mogelijk, dat een commissie lid zijn adviseerende stem ten welzijn van het gemeentebelang goed kan uitspreken, als men geen kans krijgt zich goed in tewerken? En nu vraag ik mij af, waarom kan de Directeur zijn personeelin de zoogenaamde slappe maanden deze bpvengenoemde werkzaamheden niet laten verrichten? _;n waarom moet er maar dadelijk meer personeel gevraagd worden? Ik voor mij, Mijnheer de Voorzitter, vind dat het personeel bij de Gemeenteoedrijven te hoog opgevoerd wordt. Meer personeel of verhooging in loonklasse, dat is tegenwoordig orde van den dag. Mijnheer de Voorzitter, ik gun ieder, die in gemeentedienst is een behoorlijk bestaan, als men zijn arbeid daarvoor behoorlijk verricht, naar als men zoo nu en dan eens een buitenwerk ziet uitvoeren door het personeel van de Gemeentebedrijven, dan laat het, wat arbeid betreft, dikwijls veel te wenschen over. Mijnheer de Voorzitter, meer wil ik er voor het oogenblik niet van zeggen en eindig ik hiermede mijn beschouwingen. De h^er aMHEUNIS: Mijnheer de Voorzitter, gaarne wensch ik van de algemeen beschouwingen gebruik te maken, om in algemeenen zin over de haven te spreken. Op dit oogenblik is de volle aandacht van het Gemeentebestuur gericht op de stratenverbetering, en die aandacht kan nog niet verminderd worden met het oog op de rioolverbeteringen. Dat kan geen kwaad, maar naast de straten dient toch de haven zooveel mogelijk in het belang der econo mische ontwikkeling verbeterd te worden. En nu wil ik niet zeggen, dat wat nu op de begrooting is geplaatst, of wat nu staat uitgevoerd te wor den, ingevolge begrooting 1929 niet reeds een vooruitgang is. Een goede bestrating der zuidzijde, een herstel der bruggen, een nieuwe kaaimuur v ;an de z.g. Visschershaven, waardoor nieuwe losplaatsen ontstaan, 't Is "iu maar te hoopen, dat de beschoeiing van die haven naar de meest mo derne inzichten zal geschieden. Ik heb gelezen, dat de herstrating der zuidzijde in de nabijheid van de Bontebrug niet gebruikt zal worden om iet verval met het Wagenplein te verbeterenten bate van het wagenvervoer. - zou straks van B W wel willen hooren of dit niet alsnog geschieden -an. Dat dit bij de technische bestudeering der verbetering niel} is voor zien, lijkt mij een fout, of een bezuiniging, die de wijsheid bedriegt. Daarom juist. Mijnheer de Voorzitter, dring ik er op aan, dat do beschoei ing aan de Visschershaven ten bate van de lossing en bevrachting van 0chepen zoo goed mogelijk geschiedt. Al de voorgestelde posten op deze begrooting te zamen en ieder voor 7ich hebben dan ook mijne instemming. Maar dat is het niet alleen wat op de haven verbeterd moet worden, en het verheugt mij dat dit ook inge zien wordt door het College van B W, die bij de schriftelijke behande- -ing der begrooting hebben geantwoord in punt 139: "De havenmeester is ziet van een instructie voorzien. Opgemerkt zij echter, dat alle op de

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1929 | | pagina 16