- 15 -
De heer DEMMERS;vervolgt dan: Als derde punt spreek ik hier den
wensch uit, dat men hier in den f&ad wat bezadigder moge optreden tegen
over het beleid van Burgemeester en Wethouders dan tot nu toe het ge
val is geweest. Dat men critiek op dit beleid uitoefent; goed, maar
dat men aan opbouwende en geen afbrekende critiek voert.
Want in de twee jaar, dat ik hier als raadslid de Raadsvergaderingen
bijwoon, heb ik nog niet anders gehoord dan een enkel raadslid, dan
hatelijkheden, verdachtmakingen en onjuistheden, welke gelanceerd
werden aan het adres van B W, doch vooral aan den Wethouder van
Openbare Werken en den kaatsten tijd ook naar den nog niet lang
geleden benoemden Directeur-ingenieur van Openbare Werken. Dat dit
remmend werkt voor den goeden gang van zaken in onze gemeente is voor
ieder te begrijpen. En dat de beste breister ook wel eens een staak
laat vallen, daarvoor diene het volgende voorbeeld. Had onze vorige
Ingenieur van Openbare ^'erken, de heer van Goor, dien ik hier in de
raadsvergaderingen zoo dikwijls heb hooren vernoemen, dat hij zoo
bekwaam was, op de Domeingronden een beter bouwpeil aangegeven, dan
zou men nu het lange Wandelpark niet omhoog moeten brengen. Omdat
hij een te hoog peil heeft aangegeven blijft het water nu staan en
kan niet weg. Mijnheer de Voorzitter, ik maak hier ook geen verwijt
van, ik heb dat zoo maar eens aangehaald. Zoo kan ik mi$ ook wel voor
stellen, dat verbeelding iemand wel eens parten speelt, maar dit mogen
wij toon niet zoo dikwijls Verweöiten van raadsleden, die al jaren
hier zitting hebben. Want als men de notulen van de afgeloopen twee
jaren eens naleest - wat ik mij eens getroost heb - om het motief te
kunnen vinden waarom deze verdachtmakingen, hatelijkheden en onjuist
heden naar den Wethouder van Openbare Werken gelanceerd worden# dan
kom ik tot de overtuiging, M.djnheer de Voorzitter, dat het niet anders
kan zijn dan eigen belang. E'fi omdat men dit niet goed kan botvieren
wringt dat, en als men dat niet op zijde zet, zal dit blijven wringen.
Maar wi j zitten hier niet voor eigen belang, doch voor het algemeen
belang van de gemeente Bergen op Zoom.
Ik zal hier niet dieper op ingaan, Mijnheer de VOÖrzitter, en zal
doorgaan met het vierde punt van mijn beschouwingen. Mijnheer de Voor
zitter, als men het vierjarig stratenplan vergelijkt met de aangegeven
straten op de begrooting van 193^, die vernieuwd zullen worden, dan
moet ik hier dp opmerking naar voren brengen, dat men dit toch wel
eenigszins vooruit loopt. Op deze begrooting staan straten aangegeven,
die op het vierjarig stratenplan in 1931 Pas uitgevoerd zouden worden.
Zou het nu nie$ wenschelijk zijn. Mijnheer de Voorzitter, dat men deze
meerdere straten van deze begrooting afvoerde en deze op de begrooting
van 1931 laat voorkomen? Dan kon men met deze gelden, die dan vrij
komen, eens een begin maken om de buitenwegen, die in een zeer slech
tten toestand verkeeren, te gaan verbeteren. Mijnheer de Voorzitter, al
eenige malen heb ik dit hier naar voren gebracht. Bij de behandeling
van de vorige begrooting zei de heer Vriens, dat hij zijn stem hieraan
zou kunnen geven als de bewoners, die langs die buitenwegen wonen, een
extra belasting daarvoor zouden willen betalen. Maar, Mijnheer de
Voorzitter, ik vind dat gezegde van den heer Vriens te gek om alleen
te loopen, alsof deze menschen hun belasting aan do gemeente voor tn.t
vernieuwen van de straten ook niet moeten betalen.
Mijnheer de Voorzitter, het is niet alleen voor de menschen die
langs deze buitenwegen wonen, dat ik dit hier naar voren breng, het
is voor alle inwoners van deze gemeente. Ten eerste voor die menschen
die van wandelen hodden en v an de natuur willen genieten, ten tweede
voor diegenen, die langs deze wegen moeten óm hun zaken te doen en
hun werkzaamheden te verrichten, zoo ook voorde vreemdelingen, die
al moer en meer onze stad komen bezoeken door de grootc verdienste
en medewerking door het bestuur van de vereenig. ng voor het vreemde
lingenverkeer. Deze menschen wenschen naast de merkwaardigheden, 00.:
het natuurschoon van Bergen op Zoom wel eens te bezichtigen. Daarom,
Mijnheer de Voorzitter, is het hoognoodig dat deze buitenwegen in een
beteren toestand gebracht worden. Mochten er raadsleden zijn, die met
een voorstel komen om een vaste som uit te trekken om in 193^ een
begin te maken met deze buitenwegen, dan zal ik zoo een voorstel met
genoegen steunen. Zoo niet, dan verzoek ik het Dag.Bestuur zijn volle
aandacht aan de buitenzandwegen te schenken..
En net het vijfde punt, Mijnheer de Voorzitter, breng ik het vol
gende te Uwer kennis. In de Commissie-vergadering van de Gemeente-