- 13 -
De VOORZITTER kan er zich o-ok mee vereenigen, wanneer er tenminste
geen wettelijke bezwaren zijn, die zoo iets onmogelijk zouden maken.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dan overeenkomstig het voorstel
van Burgemeester en Wethouders besloten,
XIII-VOORSTEL TOT HET AANGAAN EENER REKENING-CQURANT-OVEREENKOMST MET
DE" ROTTERDAMSCHE BANKVEREENIGING N.Vb, GEDURENDE HET JAAR 1930.
"(Verzameling 1929 N0.II9
De heer BEOHT zegt, dat hier drie bankinstellingen zijn. Spreker
vraagt, of voor deze rekening-courant-overeenkomst bij dis banken
een offerte is aangevraagd of dat dit zoo maar zonder meer aan de Rot-
terdamsche Bankvereeniging is gegeven.
De VOORZITTER merkt op, dat indertijd hiervoor een offerte is aan
gevraagd.
De heer 3ECHT bedoelt, of ook dit jaar offerte is aangevraagd?
De VOORZITTER zegt, dat het dit jaar niet gebeurd, is.
Wethouder JUTEN zegt, dat enkele jaren geleden aan de verschillende
bankinstellingen hiervoor prijs is aangevraagd en tden was deze bank
het voordeeligst.
De heer WaLDER wijst er op, dat toen voor den eersten keer een
rekening-courant-overeenkomst moest worden aangegaan, de Nationale
Bank de beste offerte had. Spreker meent, dat er echter niet op tegen
kan zijn om voor een volgenden keer ook nog eens offerte bij andere
banken aan te vragen.
De VOORZITTER zegt, dat met de gemaakte opmerkingen rekening zal
orden gehouden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
XIV. VOORSTEL TOT VERVROEGDE AFLOSSING VAN HET RESTANT DER GELDLEEN ING
GROOT 130.000,'— AANGEGAAN KRACHTENS RAADSBESLUIT VAN 3 JUNI
1927
(Verzameling 1929 No.120).
Denheer WAL DER lijkt het beter om dit punt bij de begrooting te
behandelen, daar het toch eigenlijk post 1 der begrooting betreft.
Men behoeft dan niet twee keer over hetzelfde onderwerp te praten.
De VOORZITTER acht het beter om het nu te behandelen.
De heer WAL DER wil er dan even iets over zeggen. Het heeft spreker
gefrappeerd, dat in de Memorie van Toelichting onder post 1 staat, dat
hiervan op den dienst 1929 een bedrag van 30.000,is gebracht.
Volgens hetgeen daar staat was dus reeds gebeurd, hetgeen waarover de
Raad nu nog beslissen moet.
De VOORZITTER zegt, dat zulks nog niet gebeurd is. Die Memorie van
Toelichting is nog maar een ontwerp.
De heer ""ALDER meent, dat B W in deze dan toch met zichzelf in
tegenspraak zijn. In de stukken voor de begrooting staat, dat het be
drag van 30.000,is gebruikt voor deze aflossing en nu blijkt, dat
de Raad er nog over moet, beslissen.
De VOORZITTER begrijpt niet goed, wat de heer Walder bedoelt. Nog
kort geleden is pas het schrijven van de Bank ingekomen met de mede-
deeling dat ze genoegen neemt met de vervroegde aflossing.
De heer WALDER zegt deze zaak in elk geval geen daad van wijs beleid
te kunnen noemen. Men lost een leening van af, terwijl er een andere
wordt aangegaan tegen 4- 7/gSpreker meent, dat zulks in elk geval
eer. nadeel is voor de gemeente. Als de heeren Juten en Kiepe nog raads
lid waren, gelooft spreker dat men daarover dan wel wat anders g ehoord
zou hebben.
Wethouder JUTEN wijst er op, dat het hier bedoelde geld bij de Nato-
bank staat, waar het slechts 3f0 opbrengt. Wanneer men dit in aanmerkiigg
neemt, gelooft spreker, dat men het toch wel met hem eens zal zijn, iat
de door B W voorgestelde wijze van handelen een voordeel voor de
gemeente is.
De roer HARM SEN zegt volkomen de bed.ódLing van den heer Walder te
begrijpen. Men moet voor een vervroegde aflossing echter gewoonlijk
ook oxxra betalen en spreker is dan ook van meening dat men, doorgaande
op de redeneering van den heer Walder, zal zien, dat het ongeveer op
het zelf ie neerkomt voor de gemeente als met het voorstel van B W.
De VOORZITTER meent toch, dat de heer Walder ongelijk heeft. We
hebben hier een leening, waarvoor het geld in kas is en die we daarom
aflossen. Daar is toch niets bijzonders aan.