- 14 - hebben Dfc VOORZITTER roept den heer Vriens tot de orde. liikefeftr ^^aegit def€ aangeleSenheid te beschouwen als een persoon- Jeifc' Spreker wil iets zeggen over de wijze,waarop een lid van den N Hwordtgehaald door het blad van den Wethouder en over vin hi t L\ L ldf Van den Raad wordt beleedigd op een wijze, die verre van he zakelijke af is en waardoor men er personen en zaken tracht bii te naien,die nergens mee te maken hebben. n_Pr' VOORZITTER roept den heer Vriens door aanhoudend kloppen tot de d, !n,Zeg dat?wanneer de heer Vriens van plan is om op deze wijze verlex ,e gaan.hij hem het woord zal moeten ontnemen. De heer WAEDER vraagt het woord over de orde. Spreker zegt,dat wanneer f J-€öen een interpellatie gehouden heeft en hij wenscht naar aan- j.eiaiog van het antwoord van B W zich te verdedigenhe t steeds zijn recxi, is geweest om zijb eigen verdediging in te kleeden,zooals hij dat zeil «lx. Spreker zou niet graag zien,dat deze gewoonte zou worden ver- anac-rd en net vrije woord op die manier zou worden beknot. Waar de heer .Z1J^ verdediging naar zijn eigen manier heeft ingekleed,hoopt spujfei. ,ep. ae Voorzitter daar hie ts aan zal willen veranderen en aan ieder lid van den Raad het vrije woord zal laten, zooals dat altijd de gewoon.e is geweest. Tenslotte zingt ieder vogeltje zooals het gebekt is en spreker kan zichheel goed voorstelleh,dat het wel eens wenschelyk is,cat een groote inleiding wordt gehoudenvoor men aan de verdediging zijner zaak komt. e De vOORZITTER merkt op,dat aan de orde is de behandeling der inter- AJ\e den heer Vriens met het daarop door B W gegeven antwoord, en nat daarbij zaken,welke er niets mee te maken hebbenbui ten bespreking gelaten moeten worden. Wat in een plaatselijk blad geschreven wordt, heeft near sprekers mee hing hier niets mee te maken. De heer WALDER wijst er op,dat het bij interpellaties toch overal ge beur, ,dat een of andere courant wordt aangehaaldzelfs in de Tweede Kr-mer komt dat meermalen voor, en spreker meent,dat men den heer Vriens daarin vrij moet laten. De VOORZITTER zegt dit nog nergens te hebben meegemaakt. De heer WALDER moet.wanneer de Voorzitter den heer Vriens zou be- lc .cn verder te spreken daar tegen toch pro te s tee ren omda t dat z.i. be knotten is van he t vrije woord.dat ieder lid van den Raad heeft, en waar voor n..m he t recht bij de wet is toegekend. Wanneer men hier gaat be palen, nat en dat mag je zeggen en niets meer,vraagt spreker zich af,wat er op een duur dan nog over zal blijven. De VOORZITTER zegt, dat de behandeling van de interpellatie van den h^er viiens aan de orde is,en het dan niet aangaat daar van alles bij te halen. Er zijn in de interpellatie 10 punten naar voren gebracht en naar sprekers meening kan alleen daarover gesproken worden. De heer VRIENS merkt op,dat die 10 punten door den Voorzitter uit zijn interpellatie zijn gehaald. Spreker heeft dat niet gedaan. De VOORZITTER wijst er op,dat,wanneer men de interpellatie leest,men daarin slechts die 10 punten kan onderscheiden,en niet meer. Bij de be spreking daarvan dient men toch op de eerste plaats zakelijk te blijven. De heer MUSTERS meent,dat hetgeen door den heer Vriens nu naar voren is gebrachtniet zakelijk genoemd kan worden,en dat het met deze aan gelegenheid niets te maken heeft,wat deze of gene zegt. Spreker zegt, dat het toch ook niet zakelijk i s om te beginnen met het blad van den Wethouder er bij te halen. De heer WALDER zegt,dat men best zakelijk kan blij ven,ook al haalt men een of andere courant aan. De heer VRIENS zegt dat,wanneer een lid van den Raad naar zijn meenin, iets in net midden heeft gebracht,wat in het belang van de gemeente is en hij wordt dan maar uitgemaakt voor anti—papist en papenvreter en meer dergerjjke benamingendan is het toch niet meer dan billij k, wannee r hij tegen dergelijke menschen te keer gaat. Spreker kan zich niet herinneren iemands persoonlijke belangen te hebben gediend,en wanneer men soortge- j.ij.'cc -liefelijke benamingen als anti-papist tot zich hoort richten,meen spreker het volste recht te hebben die menschen met dezelfde benamingen te mogen noemen,en te zeggen.dat zij erger anti-papist zijn dan hij,al men nagaat,dat zij de gcheele R.K.Staats par tij door elkaar haalden en er toe orachten.dat geen enkele van die leden in den Raad zitting nam. Hoe zij de geestelijkheid van Bergen op Zoom door het slijk halen De VOORZITTER maakt door hamergeklop het betoog van den heer Vriens onvers taanbaar 'T ,T

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1929 | | pagina 93