vr
11.
De VOORZITTER wijst er op,dat het hier maar een raming van kosten
betreft en het bovendien bekend is,dat de berekeningen bij Openbare
Verken gewoonlijk aan den hoogen kant zijn.
De heer VERBIEST be tv; ij fe 11of de meening van den heer Musters
betreffende spitten wel juist is. Spreker meent,dat toch zeker
1 M. diep en 2 M. breed gespit moet worden,hetgeen heel wat werk is.
Daardoor worden dan tegelijkertijd alle wortels uit den grond ver
wijderd. Spreker zegt dat reeds meermalen gezien te hebben en te
we ten,dat zulks de beste methode is. Verder zou spreker willen aan
raden om er geen eikeöoomen te planten,daar die zeer langzaam groeien,
maar kast&nj eboomenDeze schieten veel beter op en het uitzicht is
daarbij naar sprekers meening,ook mooier.
De VOORZITTER zegt,dat alle soorten boomen in overwegingzijn ge
nomen. Bovendien heeft men bij kastanjeboomen het gevaar.dat er veel
last veroorzaakt zal worden door de jeugd bij het afgooien der
hastanjes.
De heer VERBIEST meent,dat daar toch niet zooveel last van te
vreezen zal zijn.
De heer VRIENS zegt zich niet te kunnen vereenigen met het voorstel
v^n Burgemeester en Wethouders. Spreker ziet niet in,waarom al die
boomen gerooid moeten worden. Als men alleen de door de ziekte aan
getaste boomen verwijdert, zullen er in die laan wel gapingen ontstaan,
maar de laan blijft toch in z'n geheel nog zeer mooi voldoen. Spreker
merkt nog op,dat wel advies aan de Ned.Heidemaatschappij gevraagd is
betreffende den aanplant van nieuwe boomen,maar niet,of het ook noodig
is,dat al die boomen verwijderd worden, 't Gaat volgens spreker niet
aan,dat,omdat nu de iepziekte heerschtalle iepeboomen moeten ver
dwijnen; veronders telt, zegt spreker,dat men dat ten opzichte van de
menschen ook zoo deed,wanneer er een besmettelijke ziekte heerscht.
Spreker stelt er prijs op omtrent het rooien van deze boomen een
deskundig advies te hooren en kan er zich wel mee vereenigendat
alleen gerooid werden de boomen,die werkelijk door de ziekte zijn
aangetast en dan de overige te laten staan. Wanneer ze allen gerooid
zouden worden,dial men er veel natuurschoon mede verliezen.
De heer BECHT had ook wel graag een advies van deskundigen hier
omtrent gezien.
De VOORZITTER zegt,dat toch adviezen van de Ned.Heidemaatschappij
en den Plantenziektekundigen Dienst zijn ingewonnen.
De heer BECHT merkt op,dat die adviezen slechts betreffen het
aanplanten van nieuwe boomen en niet het rooien van al die boomen.
De heer VRIENS stelt voor om de onaangetaste booman te laten staan.
Wethouder JUTEN wijst er op,dat de Dienst van Openbare Verken
altijd bijzonder paraat is om zooveel mogelijk eiken boom voor het
gemeentelijk natuurschoon te behouden. Men moet hier echter ook in
Het oog houden,dat hier eerlang een weg zal worden aangelegd,welk
werk beschikbaar wordt gehouden voor werkobject in den winter.
Wanneer men nu niet alle boomen rooit,loopt men het gevaar,dat telkens
het weg dek moet worden opgebroken voor het rooien van de nieuw aan
getaste boomen hetgeen heel wat kosten boer de gemeente zal mee
brengen. Spreker acht het daarom heel wat beter om nu maar ineens al
nie iepeboomen te verwijderen.
De heer VRIENS zegt,dat door Wethouder Juten v/el er op gewezen
wordt,dat de Dienst van Openbare Werken zoo paraat zou zijn,maar
spreker meent, dat van die paraatheid nog niet veel gebleken is.
Spreker heeft eenigen tijd geleden een onderhoud gehad met den heer
Juten waarbij deze hem toen mededee 1de dat die boomen daar verwij derd
zouden worden. Toen was dat dus reeds door den 'Wethouder besloten en
spreker meent dan ook,dat de paraatheid van den Dienst van Openbare
Werken eigenlijk meer een paraatheid is van den Wethouder. Spreker
herhaalt,dat hij tegen het rooien van dl die boomen is, zoolang niet
uit een advies van deskundigen blijkt,dat zulks noodig is.
De VOORZITTER zou den heer Vriens willen vragen,wat hij beter
acht: nu alle boomen ineens er uit, of slechts enkele, en dan elk jaar
opnieuw den weg opbreken om er weer enkele te verwijderen.
De heer VRIENS zegt,dat die boomen er al 60 jaar gestaan hebben
en de niet aangetaste er misschien nog wel zoo'n tijd kunnen blijven
s taan
De heer MUSTERS merkt op,dat door den heer Vriens nu wel wordt op
gekomen voor het behoud van die boomenmaar waar volgens de deskundigen
van die boomen toch geen enkele behouden zal kunnen blij ven, en de heer
'i
r r
J
j i
;i