5.
van dien muur gekomen is door de boomen der schippers. In het rapport
van Gemeentewerken wordt wel gezegd, dat de gemeente andermans eigendommen
niet behoeft te beschermen, maar die vlceipalen werden toch ook aange
bracht ter bescherming der schepen en dat zijn toch ook particuliere
eigendommen. Spreker meent, dat dit toch niet rijmt, en wanneer men daar
cescherming aanbrengt voor de schepen, men dat ook moet deen voor andere
particuliere eigendommen. Naar sprekers oerdeel, hebben Burgemeester en
Wethouders zich met dit voorstel te veel gesteld op de juridische zijde
van deze kwestie. Spreker wil daar niet verder cp ingaan, maar blijft
van meening,, dat mede door de schuld der gemeente die muur in dien
toestand gekomen is en de Y/ed. van Egeraat dan ook recht heeft op eenige
schadevergoeding. Spreker stelt daarom voor, haar oene tegemoetkoming te
geven van f.300,-- in de herstalkosten en er verder ^maatregelen genomen
worden cm dien muur zooveel mogelijk te beschermen.
Wethouder JUTEN merkt naar aanleiding van de vraag van den heer
Scheffelaar op, dat bij den Dienst van Openbare Werken heel goed bekend
is, hoe de rooilijn aan de achterzijde van die huizen loopt. Toen de
heer Vrier.s daar aan dien kant van de haven een loswal wilde maken, het
geen de heer Sclèffelaar zich nog wel herinneren zal, heeft hij eerst den
nc odigen grond van de gemeente moeten kcopen. Zc. c is het ook bekend, lat
het terrein, waar nu de eigendommen van de Wed. van Egeraat op staan,
van de gemeente is geweest. Alleen heeft men nog niet kunnen vinden,
wanneer deze transactie precies heeft plaats gehad. Om die rooilijnen nu
opnieuw precies vast te stéllen, zou weer grccte kosten veer de gemeente
meebrengen en daarom zou spreker daar nu liever niet toe overgaan. Wanneer
zichechter een geval zou voordoen, waaruit de wenschelijkheid veer die
vaststelling zou blijken, dan zou spreker er ook voor zijn, om die c
metingen deer deskundigen opnieuw te doem geschieden.
Wat de opmerking van ien heer Vriens betreft aangaande het aanbrengen
van een extra versterking aan de schuifgordijnen, zegt spreker, dat de
onderhavige beschadigde muur niet direct aansluit op die schuifgordingen
noch er altijd nog wel een 1-g- meter achter staat. Spreker k'eeft er echter
geen bezwaar tegen om die gordingen te versterken, waardoor <*e brug beter
beveiligd zal werden, en men misschien ook eenige meerder bescherming
krijgt van de eigendommen van de Wed. van Egeraat. Tenslotte merkt
spreker, naar aanleiding van het betoog van den heer Becht nog op, dr.t
de vlceipalen niet dienen voor bescherming der schepen, doch hoofd
zakelijk voor het meren Ier schepen.
De heer BECHT: In zekeren zin dan toch veer de bescherming der
schepen, welke cck particulier eigendom zijn.
Wethouder JUTEN merkt cp, dat het toch bekend genoeg is, dat de ge
meente havengelden heft van de binnenkomende schepen, en dat het dar.
niet meer dan billijk is, wanneer de gemeente zorgt, dat die schepen be
hoorlijk kunnen worden vastgelegd.
De heer HARMSEN zegt, dat hij in de vcrige vergadering ever deze aan
gelegenheid het woord heeft gevoerd, omdat hij het niet eens was met het
door B W voorgestelde antwoord aan de Wed. van Egeraat. Spreker heeft
nu van den Voorzitter gehoerd, dat 5 jaar geleden geen brief vanwege
Burgemeester en Wethouders aan de Wed. van Egeraat is verzonden. Spreker
meent echter, dat het heel goed mogelijk is, dat het schrijven van e
Wed. van Egeraat bij den Dienst van Openbare V/erken is terecht gekomen.
Spreker heeft persoonlijk van den zoon van adressante gehoord, dat er
wel degelijk een dergelijke brief is geweest, en dot daarin ongeveer
hetzelfde gestaan heeft ais in^le vorige vergadering door Burgemees-ter
en Wethouders voorgest olde'antwoord. het in
De VOORZITTER zegt, dat het bekend is, dat de Hoofdopzichter enkele
jaren geleden deze zaak mondeling heeft besproken. Van brieven is echter
niets gevonden en de 'Wed. van Egeraat kan dan ook geen enkel schrijven
overleggen, waaruit iets van eenige toezegging zou blijken.
De hoer HA RIJ SEN merkt op, dat er dus wel een toezegging geweest kan
zijn van den Hoofdopzichter.
De VOORZITTER zegt, dat de Hoofdopzichter zich herinnert daar ter
plaatse te zijn geweest, maar zich niets kan herinneren van toezeggingen
te hebben gedaan.
De heer HARHSSN zegt het verder eens te zijn met ien heer Becht, lat
het plaatsen van vloeipalen geschiedt ter bescherming der schepen. Aan
heef1: hier nu wel opgemerkt, dat die palen geplaatst worden om het
binnenkomen en vastleggen der schepen te vergemakkelijken, maar spreker
meent dat dit toch op hetzelfde neerkomt als bescherming dier schepen.