4. Na ik hier zoo voor U sta, als een volslagen vreemde,wien thans het bestaar over deze stad is toevertrouwd,gevoel ik in deze oogenblikken maar al te goed,dat zij tot de meest indrukwekkende voor mij zijn. Onwillekeurig gaan dan mijne gedachten uit naar nogtwee andere momen ten in mijn leven: het eerste toen ik eon twaalftal jaren geleden aan een open graf stond,het was dat van den U allen welbekend en pastoor Verbraak. Hot was te Magelang in Midden-Java,dat wij den hoofdaalmoe zenier van het N.I.leger aan den schoot dor aarde zouden gaan toe vertrouwen; ik zio het nog als den dag van hcdon,hoo wij daar stonden: aan do oeno zijde de Zusterkens met hare schoolkinderenaan do andore zijde Joh.van der Steur met zijne kinderen uit hot Oranjo-Nasaau G-esticht. Boomsch en Protestant veroenigd om dat stoffolijk overschot, zingende do schoonste liedoron tor eere van den grooten doodo,en toon noest ik daar namens Katholiek Indió gaan spreken over hen,dien ik to midden van zijn werk te Atjeh gadogeslagen heb. Ik behoof U niet te vertellon,hoe ik onder den indruk kwam,toon ik schotsen ging,wat Pastoor Verbraak voor Indió' boteekond had en moost ik tenslotte niet o.itroopen,golot,wat hij voor een ander geweest was, dat wij maar arm- zaligg menschen waren,dio zich liever bezig hioldon mot elkander to twisten dan zich to stellen boven dat nietig godoe en onzen tijd goed te besteden. Een tv/aade moment was,Mijne Hoeren, toen ik, juist in Nederland gekomen zijnde,oen mij bekend missionaris met veel verdiensten in Ned. Indië vergaard,een oudejaars-preek op 31 December 1924 hoorde houden. Hoo droef moest ook deze woor uitroepen: wat een twistwat een twoo- dracht in deze wereld; allon riep hij toe: ga naar huis en verzoent U eerst mot Uwe brooders voor hot jaar om is; en ik dacht: moeten wij eigenlijk niet allon opstaan en met oen blos van schaamto op do kaken do kerk uitsluipen? En thans,waar ik hier voor U sta,krijg ik weer datzelfde overweldigen do gevoel,want nu worden gowichtigo en moei lijke zaken aan mijne zwakke krachten toevortrouwd. Al moot ik mij zijn van mijne eigen nietigheidtoch bestaan er laoor mij idealendiG mij sterken in deze uro Wij juristen kennen allen hot jus et aoquitas, hot wijst ons hot pad der rechtvaardigheid en der billijkheid, het wijst ons er op,dat onpartijdigheid en oorlijkheid ons eigen moeten zijn on al on zo handelingen moeton bohoerschen. Mijne Hoeren,waar ik dan op hot punt sta van mijne tank te begin nen,moet ik U dan ook ronduit en onbowimpold zoggen,dat partijen voor mij niet kunnen en mogen bestaan. Ik bon voor U allen zonder onderscheidmaar gij allen ook voor mij, zoo hoort het te zijn. Als ik nu zoo rondom mij zio, en ik aanschouw de foostelijke stof- feoring van deze stad en hallen en do vreugde van de bur gerij, dan wil ik in deze plechtige stondd bekennen,dat ook doze dog voor mij zal zijn een van de hoogste glorie, als men to zijner tijd van mij zal gaan getuigen: hij was oen mensch, dus vol fouten,maar eerlijk^ en oprecht streefde hij bij al zijne handolingon naar onpartijdigheid °n rechtvaardigheid. Hoon ilc hier met korto trokken goschetst te hebben,hoe ik mijne taak naar mijn geweten moot opvat tonthans hot ro'éolo. Gij hobt hoponlijk niet den indruk gekregen,dat op U losgelaten is een man, van wion Vondel zou zoggen, dat alios wat in boeken staat, ■*-n zijn hoofd gevaren is, oen wanhopig theoreticus. Te bewijzen in be toekomst zal,dat do realiteit maar al to graag door mij gediend wordt; in dat opzicht zou ik willon zeggen,lot op mijne daden. Vele vWaagstukken wachten mij hier; ik zou haast zeggen mot vreugde trekken die op sociaal economisch gobiod mijne by zond ore aandacht. En al ga ik niot in alles moe,net wat de zeer geleerdo Bisschop van Haarlem in zijn "Sociologie" geschreven hoeft,veel is er echter,wat ik kan onderschrijven; ik hoop bij voorkomende gelegenheid daarvan getuigenis af te leggen. Daarnaast treft mij hot gebied dor sociaal-hygiónoder volkshuis vesting on stedenbouw, waar voor naar ik verneem,ook hier oen taal: wacht. Vorder is de aanwezighoid van een talrijke industrie oen wol kome aanleiding voor mij om mijne meening woor to geven over do ver houding tusschon werkgever en werknemer. De op samenwerking aange- wqzonen moeten bij hun aandeel in de productie niot tegenover elkaar at aan,maar to samen gaan, eon e opvatting voor het eerst in Engeland verkondigd en ook toegepasthetgoen dan ook alleszins navolging ver dient.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1929 | | pagina 83