8, kwestie. moge ingewikkeld zijn voor andere leden, voor spreker is ze dat niet,maar is ze zoo duidelijk mogelijk. Wanneer men de notulen van de raadsvergadering van 30 Maart 1928 naleest,zal men daarin zien,dat ook de toenmalige Burgemeester Stulemeijer deze instelling rangschikt onder art.2 sub a der Armenwet. Spreker heeft van deze kwestie veel werk gemaakt en de geschiedenis van h6t Gas thuis,voorzoover die te achterhalen was,goed bestudeerd. In 1836 werd het Gasthuis opnieuw opgericht en een nieuwe stichtingsbrief gemaakt,waarin uitdrukkelijk bepaald werd,dat daarmede alle vorige reglementen vervielen. Wat betreft dat reeds vroeger eigendommen werden verkocht zonder den Raad daarin te kennen,is spreker van meening,dat zulks ook onrechtmatig is geschied,daar de Raad daarover de beslissing had moeten nemen. Y/anneer thans het gebouw zou worden verkocht en alleen de stichting blijft bestaan,is daarmede ook het doel van de stichting weg,daar de regenten dan niets meer te doen hebben dan de gelden te be- heeren. Volgens het ontwerp-verkoopcontract immers zal dan door de stich ting geen ziekenhuis meer worden geëxploiteerdHet Gasthuis wordt dan een specifiek Roomsch-Katholiek ziekenhuis. Maar waar zal de gemeente dan blijven met de on- en minvermogende zieken? In artikel 12 van het reglement staat duidelljk,wat de regenten ver- koopen mogen. Dit reglement is nog niet zoo lang geleden goedgekeurd en door niemand is daartegen geprotesteerd. Over den verkoop zou natuurlijk gesproken kunnen worden,maar spreker zou veel liever zien,dat de bestaan de toestand bleef behouden. Spreker ziet niet in,waarom dit ook eigenlijk niet zou kunnen. Het is toch altijd zoo geweest,dat de gemeente de instel ling beheert en de Zusters voor de verpleging zorgen. Y/at den door den heer Becht aangehaalden stichtingsbrief betreft,wyst spreker er op,dat er heel wat meer stichtingsbrieven zijn,waarvan spreker verschillends data ophoemt. De laatste is echter van 1836, terwijl in 1838 door de gemeente met het Genootschap "Toevlugt in Lijden" een contract werd aangegaan betreffende de ziekenverpleging,welk contract later steeds is hernieuwd. Het beste bewijs,dat de instelling door de gemeente bestuurd wordt is volgens spreker wel,dat toen in 1836vde regenten een nieuw regle ment hadden gemaakt 6n dit niet naar den zin was van het gemeentebestuur, de Raad de regenten eenvoudig verving door andere,welke tijdelijk met het regentschap werden belast. Nadat deze laatsten de zaak naar genoegen van het gemeentebestuur hadden in orde ge bracht, werd en ook zij bedankt en werden weer nieuwe regenten door den Raad benoemd. Spreker heeft dit geval willen aanhalen om aan te toonen,dat het Algemeen Burger Gasthuis ze6r zeker een gemeentelijke instelling is, en de Raad daarover heeft te be slissen en niet het College van Regenten. Het gaat dan ook niet aan,dat genoemd college thans het Gemeentebestuur zou uitschakelen. Dit is geheel in strijd met het reglement. Spreker betreurt het,dat de reeds genoemde "geachte zijde" het zoover heeft W6ten te sturen,dat wij thans voor deze onverkwikkelijke zaak zit ten. Spreker gelooft dat het we1 eens goed zou zijn,als de Raad door zyn besluit aan de regenten toonde,dat het gemeentebestuur de leiding in handen wenscht te houden. De toestand,welke thans ontstaan is,is ongetwij feld moeilijk,doch spreker gelooft dat,wanneer uit den Raad een zekere drang naar voren komt om den toestand te laten,zooals die altijd geweest is,men daarmede de beste oplossing zou verkrijgen. Natuurlijk zou men dan aan de Zusters eenige meerdere vrijheid van handelen kunnen verleenen,en spreker zou daar als regent zeer zeker toe medewerken. Betreffende het testament van den heer Meeussen,dat hier ia aangehaald, betwijfelt spreker óf aan de bepaling voor het aanvaarden van het legaat is voldaan,wanneer tot verkoop van het Gasthuis zou worden overgegaan. Spreker is vam meening dat het legaat in dit geval aan de gemeente zou moeten komen, of dat de stichting tot de exploitatie van een ander gasthuis zal moeten overgaan, spreker geeft toe dat,wanneer de Zusters met alle geweld er uit willen,als het Gasthuis niet verkocht wordt,we voor een moeilijken toestand komen te zitten,maar spreker gelooft niet dat dit zoo ernstig moet worden opgevat en beschouwt het eerder als een dreigement, dat van meergenoemde "geachte zijde" is geuit om haar zin door te drijven. Spreker herhaalt dat hij er alles voor voelt om den toestand te laten, zooals die steeds geweest is,maar wanneer dit inderdaad onmogelijk zou blijken,dan zal er naar sprekers meening niets anders opzitten,dan dat door de stichting een ander klein ziekenhuis wordt geëxploiteerd,he tv/elk z.i. hier ook best bestaansrecht zou hebben, spreker zou het echter be treuren als het zoover komen moest. De heer HARMSEN wil met alle respect voor hetgeen door den heer Dikland is naar voren gebracht,opmerken dat de plaatsing van de instelling onder letter a van artikel 2 d6r Armenwet niet uitsluit.dat de regenten iets

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1929 | | pagina 64