6. door dan voorgestelden verkoop. Daardoor immers zou het College van Regenten alleen nog maar de gelden der stichting gaan beheeren. De juiste weg in deze ware volgens spreker geweest,dat de Regenten bij den Raad waren gekomen met een verzoek om het reglement te wyzigen in dien zin,dat verkoop mogelijk zou zijn geweest. Wanneer de Raad dan daarop zou zijn ingegaan,had men zich tot Ged.Staten kunnen richten om goedkeuring voor den verkoop te bekomen. Wat den verkoop en het ontwerp-verkoopcontract be treft, wil spreker niet veel zeggen,daar men voor de beoordeeling daarvan heel wat meer gegevens zou moeten hebben. Slechts e'én ding wil spreker ojaierken, n.l. dat er in de ontwerp-koopacte staat,dat door de stichting geen zieken huis zal worden geëxploiteerd,of aan de exploitatie daarvan zal worden geholpen. Dit is naar sprekers meening geheel in strijd met het regle ment der stichting. Overigens gelooft spreker niet,dat een bevredigende oplossing voor deze kwestie gemakkelijk te vinden zal zijn. De heer VRIEHS meende, toön in de vorig6 vergadering betreffende deze aangelegenheid door den heer Walder enkele vragen werden gesteld,niet dat deze kwestie al zoo V6r gekomen was. Spreker wist werkelijk niet, dat de regenten ook reeds tot de daad zelve waren overgegaan om het Gasthuis te verkoopen. Spreker merkt op dat,voordat Ged.Staten door "geachte zijde" werden geattendeerd op de huns inziens verkeerde plaat sing op de lijst bedoeld in art,.2 der Armenwet,door die zelfde "geasxhte zijde" voorstellen bij den Raad zijn ingediend tot wijziging van het reglement,waarmede toen,naar sprekers meening,dus is erkend,dat het Gasthuis wel degelijk valt onder art.2 sub a der Armenwet. Bovendien is het opmerkelijk, dat zoolang die heeren zelf aan het bestuur der stichting waren,er nooit'een aanmerking op is gemaakt,en er geen ver anderingen noodig bleken. Eerst toen ze daar weg moesten,is men daar mede voor den dag gekomen. Dat reeds vroeger goederen van de stichting door het College van Regenten verkocht zijn,zonder dat de Raad daarin gekend werd is wel mogelijk, doch dit neemt niet weg,dat thans door da Regenten een onrecht matige daad zou worden gepleegd,wanne er zij tot verkoop van het Gast huis eigenmachtig zouden overgaan. Spreker wil er verder op wijzen, dat de meening van het Dag.Bestuur te dezen aanzien wel veranderd is, daar in de vorige vergadering van die zijde werd gezegd,dat omtrent deze kwestie geen mededeelingen aan den Raad behoefden te worden gedaan, terwijl in een plaatselijk blad,dat gewoonlijk de meening van het Dag. Bestuur weergeeft,thans geheel anders ge schreven wordt Spreker is tenslotte van meening,dat deze zaak niet zoo ingewikkeld is,als het zich laat aanzien. De meening van het Dag.Bestuur van 1856 en die van dit in 1928 zijn precies dezelfde. Men heeft volgens spreker dus niets anders te doen dan daaraan vast te houd6n en aan Ged.Staten te berichten,dat de instelling valt onder letter a van artikel 2 der Armenwe t,waardoor de Raad de beslissing heeft over den voorgenomen verkoop. De heer BECHT wil op de eerste plaats verklaren,dat hij de aanvrage voor deze vergadering mede onderteekend heeft, opdat door eene openbare bespreking van deze zaak,de Bergenaren en ook spreker zelf zopgten weten, wat nu eigenlijk de r6den is voor d6n voorgestelden verkoop van het Gasthuis. Spreker zou in de eerste plaats willen zien uitgemaaktof de Raad al dan niet zeggenschap heeft over dezen verkoop. Het verwondert spreker,dat men dez6 kwestie eerst bij d6 huidige samenstelling van den Raad heeft aanhangig gemaakt. Het is volgens spreker toch algemeen bekend.dat reeds in 1925 door den Bisschop het verlangen is te kennen gegeven.dat het Gasthuis in katholieke handen overging,of dat anders door de Zusters een nieuw ziekenhuis zou worden gebouwd. Spreker vraagt zich afwaarom men niet bij den toenmaligen Raad met deze voorstellen is gekomen. Waarom heeft men daarmede zoo lang moeten wachten? En waarom heeft men dan nog niet wat langer gewacht, tot de zi t tingsperiode van deaen Raad om is? He6ft het vorige bestuur de groote verantwoordelijk heid, welke thans op dezen Raad gelegd wordt,niet durven aanvaarden? Spreker verwondert zich hierover omdat,wanne er men bij den vorigen Raad hiermede gekomen was.-er veel meer kans van slagen was geweest. V.rat nu de kwestie van den verkoop he treft, is spreker van meening,dat de Raad daarover niets te zeggen heeft., Door wijlen den heer Meeussen is een legaat van f.60.000,-- geschonken aan de stichting het Algemeen Burger Gasthuis,en wanneer deze dat geld niet zou willen hebben,zou het

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1929 | | pagina 62