I
4.
bleef zooals het tot heden was 6n waarover iedereen tevreden is. Men
houdt dan den toestand zooals ze was in 1525,welke later is gewijzigd
in 1836 en nadien zoo is gebleven.
Als men de geschiedenis van het Gasthuis leest, dan ziet men dat ook
reeds vroeger contracten met het Gasthuis zijn gesloten zooals o.a.
door den Heer Jan van Glymes,hetgeen spreker reeds aanhaalde.
Spreker haalt dan nog aan art.2 van het reglement van 1836,hetwelk
luidt
"Al de goederen,effekten,bezittingen en inkomsten van de laatstelyk
"bestaan hebbende gecombineerdedoch bij het inwerking brengen van
"het tegenwoordig Reglement ontbonden administratien van het Sint-
"Catharina Gasthuis en van de Tafel der Proveniers te Bergen op Zoom,
"zijn te rekenen ven den dag,dat het Algemeen Burgerlijk Gasthuis
"zal zijn opengesteld,he t eigendom van hetzelve en blijven die
"goederen,effekten,bezittingen en inkomsten uitsluitend voor den
"dienst van dit Gesticht bestemd".
In art.12 van het tegenwoordig reglement staat,wat door de Regenten
verkocht mag worden, terwijl de artikelen 37 van het oud en 38 van het
nieuw reglement voor spreker tevens bewijs zijn, dat deze instelling
valt onder art.2 sub a der Armenwet, in welk geval de Raad ook heeft te
beslissen over den verkoop.
Het ontwerp-contract voor den verkoop zou spreker momenteel liever
niet willen bespreken omdat,zooals spreker reeds zeide,hij liever den
ouden toestand zou willen handhaven. Spreker ziet niet in,waarom dit
niet zou kunnen,terwijl spreker ook geen enkel motief ziet,dat hout
snijdt,hetwelk voor dezen verkoop zou kunnen worden aangevoerd. Spreker
gelooft wel,dat de Zusters weten wat ze doen,maar de motieven voor dezen
verkoop, voor zoober die hier ter visie gelegen hebben, zijn voor spreker
niet houtsnijdend.
Spreker meent in eerste instantie hiermede te kunnen volstaan en
besluit zijn betoog met de conclusiedat het Alg.Burger Gasthuis niet
kan vallen onder letter d van artikel 2 der Armenwet,maar behoort
onder letter a van dat artikel.
De heer HARMSEN gevoelt zich als een der verzoekers voor het beleg
gen dezer vergadering verplicht de reden daarvoor even te moeten mede-
deelen. Toen h6t bekend werd,dat 6r een verzoek was ingekomen om het
Gasthuis te verkoopen,rees bij spreker de vraag of dat zoo maar mogelyk
was. Spreker heeft toen de stukken betreffende deze zaak aandachtig
nagegaan, doch de geschiedenis van het Gasthuis is niet erg duidelijk,
en spreker heeft ook niets ge vonden, waarui t met juistheid zou blijken,
hoe eigenlijk deze instelling is ontstaan,noch aan wie de eigendommen
van de stichting toebehooren. Er blijkt wel,dat de stedelijke overheid
de reglementen en voorschriften gaf aan het College van Regenten tot
het besturen van de stichting. Ook blijkt er uit,dat door de stedelijke
overheid die regenten werden benoemd. In de ordonnanties van 1558 wordt
b.v. gesproken van drie moraboirs,welke door den Raad worden gekozen.
Ook de verkoop van goedere n mocht alleen geschieden na goedkeuring
door den Raad,waaraan eerst drie Zondagsche afkondigingen moesten voor
afgaan,zooals blijkt o.a. uit de ordonnantie van 18 Juli 1601. Later
vindt men weer niets meer van verkoopen,maar wordt alleen gesproken van
verpachten van goederen, die tot de Stichting behooren. Zoowel hieruit
als uit de reglementen van 1836 en 1854 blijkt volgens spreker duidelyk,
dat de regenten de stichting steeds voor de stedelijke overheid hebben
bestuurd,en nergens blijkt,dat aan die regenton de bevoegdheid is ge
geven om onroer6nd6 goederen van de stichting te verkoopen. Door den
verkoop van het Alg.Burger Gasthuis zou bovendien artikel 1 van het
reglement tot een doode letter worden gemaakt. In dit artikel wordt
toch bepaald: dat "de bestemming van het Algemeen Burger Gasthuis is
om de noodlijdende en hulpbehoevende onvermogende zieke ingezetenon in
het byzonder en verdere natuurgenoten in het algemeen in hetzelve op
te nemen, te verplegen en hunne genezing te bevorderen". Dat de Regenten
dus beweren het recht tot verkoopen te hebben,zou spreker aan de hand
van dit artikel willen tegenspreken,daar bij verkoop hieraan niet meer
kan worddn voldaan. Regenten beroepen zich wel op art.24 van de Armen
wet, doch dit geldt alleen voor instellingen vallende onder letter c en
d van art. 2 der Armenwet. Het Alg.Burger Gasthuis is echter een ins tel
ling, v/elke van gemeentewege wordt bestuurd en daardoor valt onder art.2
sub a. Volgens het reglement mogen de Regenten alleen overgaan tot ver-
1
i