u:
v.;
12.
gebrachte opmerkingen.
Zonder hoofdelijke stemming gaat de Raad hierna accoord met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
X. ADVIES OP HET VERZOEK VAN HET BESTUUR VAN DE SCHOOL MET DEK BIJBEL,
POSTER-BOULEVARD 2M-. ALHIER. OM BESCHIKBAARSTELLING VAN GELDEN UIT
DE GEMEENTEKAS VOOR DE VERHARDING MET CEMENTTEGELS VAM DE SPEEL
PLAATS RAAST EN ACHTER DEZE SCHOOL.
(Verzameling 19^9 No.29).
De heer VRIENS heeft bij de stukken gezien, dat er een bewijs is van
den schoolarts, waarin geadviseerd wordt om de verharding toe te staan
uit een oogpunt van menschelijuheid ten opzichte van de tusschen de
schooluren overblijvende kinderen. Spreker zou willen vragen, of het
gemeentebestuur verplicht is voor die kindèren te zorgen en daarvoor
de speelplaats te verharden. Spreker is van meening, dat het gemeente
bestuur alleen moet zorgen voor behoorlijk onderwijs. Toen de school
verbouwd is geworden, heeft men, naar spreker zegt, op ,de speelplaats
reeds een gedeeltelijke verharding aangebracht. Wanneer de verharding
noodig was voor het onderwijs in lichamelijke oefening, was het nog
iets anders, maar het is, zooals spreker uit het advies gebleken is,
aangevraagd ten behoeve der overblijvende kinderen, en daarmee kan
spreker zich niet vereenigen. Raar spreker zegt, maakt de Oommissie
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, waar dit verzoek om advies
geweest is, het nog erger en wilde daar ook nog een lokaaltje en
steenen zitbanken voor die overblijvende kinderen laten bouwen. Geluk
kig hebben Burgemeester en Wethouders ingezien, dat dit niet noodig was.
Raar sprekers meening behoort het ook niet tot de taak der gemeente
lijke overheid om tusschen de schooluren voor de leerlingen te zorgen.
Waar bovendien bij den bouw der school een verharde speelplaats niet
noodig geacht werd, vindt spreker thans geen reden 00 het verzoek om
verharding toe te staan. Tenslotte wil spreker er nog op wijzen, dat
bij een dergelijke aanvrage een begrooting der kosten behoort te wor
den overgelegd. Spreker heeft die niet bij de stukken gezien. Waar
volgens spreker geen goede gronden voor het gemeentebestuur aanwezig
zijn om het te verplichten deze gelden toe te staan, zou spreker willen
adviseeren om het verzoek van het schoolbestuur niet toe te staan.
De heer SCHEFFELAAR merkt op, dat de verharding der speelplaats
niet bij den bouw der school is geschied, omdat het schoolbestuur
toen van meening was, dat zulks niet noodig zou zijn. Dat het thans
wel noodig is blijkt wel hieruit, dat bij ieder bezoek van den Inspec
teur aan de school er steeds op gewezen wordt, dat die terreinen voor
de lichamelijke oefeningen te slecht zijn en dat er verandering moet
komen. Bovendien heeft deze school geen overkapping over haar speel
terrein, zoodat de kinderen, die tusschen de schooltijden daar moeten
blijven, bij slecht weer genoodzaakt zijn den geheelen dag in het
schoollokaal door te brengen. Overigens wil spreker er op wijzen, dat
dit schoolbestuur steeds er op uit is, om alles zoo goedkoop mogelijk
voor de gemeente te bereiken in verband waarmede spreker verwijst naar
het door den heer Harmsen aangehaalde voorbeeld betreffende de aanvragen
om een lessenaar met stoel. Spreker zou dan ook denleden va. Hen aan
raden het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te nemen.
De heer BECHT is van meening dat, waar men daarstraks besloten heeft
om geen banken toe te staan, men er ook niet toe verplicht is om een
verharding op de speelplaats aan te brengen. Het laat spreker onverschil
lig, welk schoolbestuur het is, maar wanneer men er geen recht op heeft,
is spreker er voor om het ook niet te geven.
De VOORZITTER zegt dat er volgens de wet niets aan te doen is.
De heer WALDER vraagt of de heer Becht de Onderwijswet niet kent?
De heer BECHT zegt daar niet mee op de hoogte te zijn.
De heer SIMONS geeft den heer Becht den raad zich dan ook door een
hoofdonderwijzer te laten inlichten.
De VOORZITTER roept den heer Simons tot de orde.
De heer BECHT zegt over deze kwestie van het woord af te zien, als
er volgens de wet toch niets aan te doen is.
De heer HARMSEN merkt op, dat door den Voorzitter wel gezegd is, dat
we er volgens de wet toe verplicht zijn, maar door een der leden wordt
hier ook beweerd, dat dit niet zoo is. Waar bovendien reeds een verhar
ding op deze speelplaats is, meent spreker dat er alle reden is om
niet op het verzoek in te gaan. Er zijn reeds heel wat gemeenten, die
trachten op de uitgaven voor het onderwijs te bezuinigen en naar spre
kers meening mag dat ook hier wel eens geschieden. Spreker zou deze
C j
I
IV
-l