7- begrooting behandeld zou worden. Nu dat niet het geval blijkt te zijn, vraagt spreker, waarom deleden deze begrooting dan niet thuis gestuurd gekregen hebben, zooals dit met de gemeente- en bedrijfsbegrootingen is geschied. De VOORZITTER zegt, dat de Secretaris hem opmerkzaam maakt, dat deze begrooting niet tegelijk met de gemeentebegrooting mag worden behandeld. De heer SCHEFFELAAR zegt, dat het zijn bedoeling is om de behande ling van deze begrooting te doen geschieden in dezelfde vergadering als die waarin de gemeentebegrooting behandeld wordt. Dit kan dan toch als een afzonderlijk agendapunt. Spreker stelt dan ook voor om deze begrooting aan te houden tot de vergadering, waarin de gemeentebegroo ting zal worden behandeld. De VOORZITTER merkt op, dat begrootingen als deze steeds behandeld worden zooals hier door Burgemeester en Wethouders voorgesteld. Dat is toch ook geschied met de begrooting van het Algemeen Burger Gasthuis. De heer SGHEFFELAAR meent, dat die begfooting niet over zulke hooge bedragen loopt als met die van het Burgerlijk Armbestuur het geval is, terwijl het hier ook geld van de gemeente betreft, en bij de begrooting van het Algemeen Burger Gasthuis niet. De heer WALDER wil zich niet verzetten tegen aanhouding van de begroo ting, ofschoon het de gewoonte is, dat deze behandeld wordt zooals door Burgemeester en Wethouders werd voorgesteld. De VOORZITTER heeft ook geen bezwaar tegen aanhouding, mits de Raad een voorloopigjemachtiging aan Burgemeester en Wethouders verstrekt tot uitbetaling van het door het Burgerlijk Armbestuur benoodigde subsidie voor zoover het daaraan intusschen behoefte mocht hebben. De heer VRIENS merkt op, dat dit toch ook tot heden gebeurd is, daar het Burgerlijk Armbestuur toch al wel meerdere malen geld benoodigd en ontvangen zal hebben, zonder dat daarvoor door den Raad machtiging was verleend. De VOORZITTER zegt, dat dit toen gebeurde uit force majeure, omdat er toen nog geen be grooting was. Nu die er echter wel is wordt hot een ander geval en is die voorloopige machtiging noodig. Door den Secretaris wordt dan nog gevraagd of het nu de bedoeling is, dat de begrooting van het Burgerlijk Armbestuur alsnog wordt gecyclostyleerd en aan de leden thuis gestuurd? De 'VOORZITTER meent dat zulks niet noodig is en stelt voor om over eenkomstig het verzoek van den heer Scheffelaar deze begrooting dus aan te houden tot de vergadering waarin de gemeentebegrooting zal worden behandeld, waarbij dit punt dan afzonderlijk op de agenda zal worden geplaatst. Intusschen zal deze begrooting in de kast op de Raads zaal ter visie worden gelegd, zoodat de leden er tijdig kennis van kunnen nemen. Zonder hoofdelijke stemmin& gaat de Raad hiermede accoord, terwijl de heer WALDER er nog even de aandacht op vestigt, dat verschillende posten voor memorie moesten worden uitgetrokken, omdat hiervoor nog geen juiste raming kon worden gemaakt. V. VOORLOOPIGE VASTSTELLING DER GEMEENTEREKENING OVER HET DIENST JAAR 1Q27. (verzameling 1929 Nos. 25 en 2b). De heer VRIENS heeft de rapporten omtrent het onderzoek der rekening gelezen en gezien, dat ook inlichtingen werden gevraagd omtrent de declaraties van Mr.van Hasselt voor zijn bemoeiingen inzake de benoe mingen van een provisioneel bewindvoerder. Het antwoord van Burgemeester en Wethouders op die vraag kan spreker niet bevredigen. Waar een lid in de Commissie verklaarde, dat het hem bekend was, dat in andere gemeenten die kosten niet zoo hoog waren, is spreker van meening, dat Burgemeester en Wethouders daaromtrent dan toch nadere inlichtingen hadden kunnen inwinnen. Het is natuurlijk moeilijk, dat advocaten kunnen rekenen wat ze willen, doch het lijkt spreker toch wel gewenscht, dat omtrent deze declaraties nog nadere inlichtingen worden ingewonnen. De heer HARMSEN meent, naar aanleiding van het antwoord van Burge meester en Wethouders op de vraag betreffende de terugbetaling van kindej toeslag, dat er meer terugbetalingen geweest waren. Daardoor zou het antwoord van Burgemeester en Wethouders volgens sprener onjuist zijn. Overigens is spreker het eens met den heer Vriens, dat de declaraties voor de benoeming van een provisioneel bewindvoerder zeer hoog zijn, wanneer men het weinige werk in aanmerking neemt, dat daarvoor moet worden gedaan.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1929 | | pagina 48