9- reeds zooveel op zijn politiek geweten heeft, den man, die achter de gordijnen aan de touwtjes trekt, waardoor hij bewust of onbewust, de waardigheid van den Raad naar beneden haalt en de Dissidenten eerder misleidt, dan leidt. De VOORZITTER verzoekt de heer Becht geen personen te bespreken, die buiten den Raad staan. De heer BECHT meent dat, waar de burgemeester thans de gemeente gaat verlaten, er van deze plaats wel eens gezegd mag worden, hoe er gedacht wordt over den man, die de politiek op een dergelijke wijze beïnvloedt. De VOORZITTER geeft den heer Becht den raad dezen persoon uit te noodigen tot een openbaar debat, doch deze gelegenheid niet te zoeken in den gemeenteraad. De heer BECHT is de meening toegedaan, dat de persoon, dien hij be doelt, en die lederen dag de gelegenheid heeft iedereen aan te vallen, ieders eer .aan te randen en in zijn courant, politiek gesproken, het hoofd af tejhakken, vanaf deze plaats wel eens mag besproken worden. De VOORZITTER zegt, dat de debatten in den Raad door dat geschrijf niet beïnvloed mogen worden. De heer BECHT merko op, dat het zeer moeilijk zal zijn deze zaak uit zijn betoog te schakelen, daar het eene verband houdt met het andere. De VOORZITTER: Tracht het dan zooveel mogelijk over te slaan. De heer BECHT Vervolgt dan: Verwonderlijk is het, Mijnheer de Voor zitter, dat de Dissidenten zich zoodanig door dien man laten beïnvloe den, dat men ze het best zou kunnen vergelijken bij een kudde schapen, die zich willoos deer den herder laten leiden daarheen, waar die herder ze hebben wil. De VOORZITTER roept den heer Becht tot de orde en merkt op, dat het niet aangaat, dat een deel der gemeenteraadsleden vergeleken wordt met schapen, die zich willoos laten leiden. De heer BECHT: Dat heb ik ook niet gedaan, Mijnheer de Voorzitter, ik heb alleen maar gezegd, dat men ze er mede zou kunnen vergelijken. De VOORZITTER: Mijnheer Becht, U maakt het mij zeer moeilijk de lei ding te houden. De heer BECHT: En U maakt het mij ook zeer moeilijk om mijn speech af te steken, en ik dacht, dat ik het al zoo goed voor elkaar had. De VOORZITTER: Gaat U door, Mijnheer Becht, en tracht persoonlijk heden te vermijden. De heer BECHT: Was die man, achter de dissidenten-gordijnen, nu nog iemand, van wien men kan zeggen, dat hij het op den maatschappelijken ladder tot een zekere hoogte had gebracht, dan zou het misshien niet zooveel ergernis verwekken. Maar, Mijnheer de Voorzitter, die man achter de dissidenten-gordijnen, is in mijn oog een wat men wel eens noemt tripoteur"dus iemand die van alles aanpakt, doch niets tot een goed einde weet te brengen. Immers, iedereen in Bergen op Zoom weet, of kan weten, dat alle industrieele of commercieele ondernemingen, waaraan hij leiding had te geven, of waaraan hij medezeggenschap had, naar den ^el- der zijn gegaan, gewoonlijk met verlies van hetgeheele maatschappelijk kapitaal De VOORZITTER: Mijnheer Becht, ik kan niet toelaten, dat U hier in iemands particuliere aangelegenheden treedt. Be heer EECHT: Ik had dit ook niet gedaan, maar die man achter de dissidenten-gordijnen, ie zoo brutaal, dat hij pertinent heeft durven verklaren- dat was drie dagen voordat het voorstel tot verhooging van den pensioensaftrek der ambtenaren voor de tweede maal in den Raad behan deld moest werden "van het lid Becht is niets te verwachten, want die heeft zich verkocht aan den burgemeester". Dat die man zulks verklaarde, is voor mij een bewijs, dat hijzelf omkoopbaar is, want zooals de waard is vertrouwt hij zijn gasten, doch tevens bewijst hij door die verklaring, dat hij het lid Becht niet kent, daar hij anders wel zou weten, dat het lid Becht zich niet verkoopt aan geen mensch, dus ook niet aan den burgemeester van Bergen cp Zoom. De VOORZITTER: Hiertegen moogt U met recht opkomen, want dit raakt Uw persoonlijke eere als raadslid. De heer BECHT: Laten we echter even van de veronderstelling uitgaan, dat het lid Becht wel omkoopbaar zou zijn, welnu, Mijnheer de Voorzitter dan geef ik U de verzekering, dat het lid Becht zich liever aan een ach- tenswaardigen burgemeester dan aan den duivel, zooals schijnbaar de man achter de dissidenten-gordijnen, zich verkocht heeft. EE. ECE.;, trC

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1929 | | pagina 37