g.
Werklustig waart Gij. Alles op te sommen wat Gij tijdens Uw 4-1-
jarig "burgemeesterschap en voorzitter van dezen Raad voor Bergen-op-
Zoom gedaan hebt, het zou te veel tijd vergen en toch wil ik niet
nalaten enkele zaken naar voren te brengen: o.a. de unificatie en
codificatie van salarissen van ambtenaren en werklieden die, daar
was U met mij van overtuigd, bij Uw komst niet recht en redelijk
waren; aankoop van de Domeingronden, waardoor Bergen op Zoom zijn
uitbreiding meer in de kom der gemeente kon doen plaats hebben en
wat de spoorslag geweest is, dat verschillende monumentale gebouwen
reeds zijn en daar nog zullen verrijzen op deze zoo lang begeerde
gronden, die daardoor een flinke aanwinst zijn geworden voor Bergen-
öp-Zoom; eveneens de jongste voorstellen, die door den Raad zijn
aangenomen ter verkrijging van de gronden tusschen Plein 13 en Kijk
in de Pot, waarvoor U ten volle de eer toekomt. Dan noem ik no^ het
stichten en bouwen van een abattoir, dat een sieraad is voor Bergen-
op-Zoorn en in het belang was van hygiene en gezondheid van de Bergen-
op-Zoomsche burgerij, en dan het totstandkomen van een Burgerlijk
Armbestuur met hare verordeningen, was Uw werk, want ook deze instel
ling zooals zij altijd geweest was, verkeerde in een desolaten toe-^
stand, en Uw werk in deze was zeker in het belang van de minder gesi
tueerde burgers van Bergen op Zoom.
Maar waarvoor nog meer op te sommen? Ik deed slechts een greep
uit het vele, en ieder, aie U gade geslagen heeft, heeft kunnen zien,
en zal na deze nog kunnen zien en nagaan, hoeveel goeds Gij voor onze
stad en haar burgerij tot stand hebt gebracht,
Mijnheer de Voorzitter, het is dan ook met leedwezen, dat wij U
zien vertrekken, maar de redenen, die U daartoe noopten kunnen wij,
die U van meer nabij in Uw werk aanschouwden, begrijpen, maar wees er
van overtuigd, dat ieder weldenkend Bergenaar, dien het belang van
zijn stad ter harte gaat, U voor dit alles den dank zal brengen en
Uwe daden tegenover alle schimp en hoon zal prijzen, bij kunnen dan
ook niet anders dan Schiedam gelukwenschen met zijn nieuwen burge
meester H.Stulemeijer, en hopen dat God U nog de noodige kracht en
lust zal schenken om onder zijn onmisbaren zegen voor Schiedam te
zijn wat Gij voor Bergen op Zoom waart.
De heer BECHT spreekt als volgt: Mijnheer de Voorzitter. Ook ik
feleciteer U met Uwe benoeming tot Burgemeester van de gemeente Schie
dam. Het spijt mij, dat U Bergen op Zoom gaat verlaten. Bergen op Zoom
had en heeft nog behoefte aan een echten wezenlijke burgemeester, die
de leiding der Raadsvergaderingen in zijn macht had en nog zal moeten
hebben. En dat was aan U best toevertrouwd. Juist nu de Raadsvergade
ringen de laatste maanden, dank zij Uw krachtige leiding, een normaal
verloop hebben, gaat Gij de gemeente verlaten.
Jammer vind ik het echter, Mijnheer de Voorzitter, dat de burgemees
ter gemeend heeft, bij het verlaten onzer gemeente, de ingezetenen
pijnlijk te moeten treffen. Althans op mij heeft Uw interview, voor
komende in een Schiedamsch dagblad, geen sympathieken indruk gemaakt,
terwijl ik er van overtuigd ben, dat zeer vele ingezetenen er over
denken zooals ik. Beter ware het m.i. geweest, dat de Burgemeester
ware heen gegaan met een gebaar van: "alles is vergeten en vergeven".
Ik wil echter toegeven, Mijnheer de Voorzitter, dat de politieke
tegenstanders het den Burgemeester niet gemakkelijk gemaakt heboen
en dat hun strijdwijze dikwijls zeer veel te wenschen overliet. Dat
de burgemeester heen gaat, kan ik mij om verschillende redenen best
voorstellen, als ik o.a. bedenk, dat het nog niet zoo lang geleden is,
dat een der dissidenten-raadsleden, den burgemeester op minderwaardige
v/ij ze bejegende, door er op te zinspelen, dat Gij geen burgemeester van
Bergen op Zoom zoudt zijn, als de ingezetenen van Bergen op Zoem daar
over hadden te beslissen. Gij zijt daarop zeer terecht niet ingegaan,
Mijnheer de Voorzitter, omdat Gij U boven dergelijke insinuaties stelt,
doch als antwoord op die bewuste zinspeling geef ik U de verzekering,
Mijnheer de Voorzitter, dat, wanneer in de eerste dagen na het bekend
worden van Uw heengaan, er gestemd had moeten worden "voor" of "tegen"
behoud van dezen burgemeester, dat de uitslag zou zijn geweest met
groote meerderheid van stemmen voor behoudjvan dezen burgemeester.
Maar, Mijnheer de Voorzitter, ik voor mij houd het er voor dat, wan
neer dat Raadslid nagedacht had, voor hij sprak, wat altijd aanbevelens
waardig is, hij dergelijke woorden niet gesproken zou heboen. Eerder
moet men daarvoor verantwoordelijk stellen den hoofdonderwijzer der
Dissidenten-Studieclubden man achter de dissidentengordijnen, die