1'
maar ook aan de geestelijke belangen van Bergen op Zoom, en ik constateer
met veel genoegen, dat, wanneer het ging om cultureele belangen, de
Raad steeds bereid was die te bevorderen. Ik hoop, dat de Raad altijd
zal zijn een bestuurscollege, dat boven alles de belangen der gemeenschap
zal blijven behartigen en bij de besprekingen daarvan steeds zoo objec
tief mogelijk zijn zal, zich onthoudende van alle persoonlijkheden. Ik
dank U, als burgemeester, dat Gij allen zooveel mogelijk hebt medegewerkt
aan het welzijn dezer gemeente, doch ik herhaal het hier nogmaals, al
zaten hier de knapste raadsleden met den knapsten burgemeester en de
beste wethouders, dan nog zou men niets tot stand kunnen brengen zonder
de hulp van een goed ambtenarencorps. Zorgt daarom voor behoorlijke
belangen voor het gemeentepersoneel, want bij de uitoefening van een
bestuursfunctie is men voor 951C aangewezen op dat personeel. Door hen
oefent Gij Uwe functie uit, en aan hen moeten de kostbaarste belangen
worden toevertrouwd. Zorgt daarom voor de best mogelijke arbeidsvoor
waarden voor Uw personeel. In zijn bijna vijfjarige ambtsloopbaan heeft
spreker het telkens ervaren, dat men voor een groot deel moet steunen
op hun opoffering, op hun steun en hun kennis.
Met groote dankbaarheid herdenkt spreker dan de goede samenwerking
welke hij mocht ondervinden met dezen zeer kundigen knappen en ijverigen
secretaris, die met toewijding en een groote kennis van zaken zijn ambt
waarneemt. Het is dan ook van deze plaats, dat spreker van hem afscheid
neemt en hij verklaart daarbij openlijk, dat hij zelden een ambtenaar-
heeft aangetroffen met meer opofferingszin en meer bekwaamheid dan
dezen gemeente-secretaris.
Die samenwerking was voor mij, zegt sp^el^er, een groot genoegen n
mijn werk is mij vanaf dien tijd ook niet iswaar gevallen. Ik ben hem dan
ook zeer dankbaar en ik beveel den secretaris en alle ambtenaren aan
in de zorg van den Raad van Bergen op Zoom. Eindelijk vraag ik U op dit
oogenblik, wanneer ik U gedurende mijn ambtsloopbaan, ongewild, misschien
mocht hebben gegriefd, daarvoor bij deze wel excuus, en ik spreek den
wensch uit, dat Bergen op Zoom moge groeien en bleeien, opdat het een
parel vorme in de kroon der steden, die Noordbrabant sieren.
De heer SCHEFFELAAR beantwoordt de rede van den Voorzitter als volgt:
Mijnheer de Voorzitter, nu we staan aan het einde van deze vergadering,
tegelijk het einde van Uw loopbaan, zoowel als voorzitter van den Raad
dan als burgemeester van Bergen op Zoom, kan ik niet nalaten, mede
namens mijn mede-lid Dr. Dikland, U eenige Y/oorden bij dit scheiden
toe te spreken.
Veel is er reeds bij andere gelegenheden tot U gezegd en ook gister
avond waren we er getuigen van, hoe U de hulde van een groot deel van
Bergen op Zoom's burgerij is gebracht, dat U met leedwezen ziet vertrek
ken.
Maar daarnaast past het ons U in de eerste plaats als Voorzitter van
dezen Gemeenteraad onzen welgemeenden dank uit te spreken voor de aan
gename wijze, v/aarop wij altijd èn in den Raad èn in verschillende Com
missies konden samenwerken.
De politiek, die wij tot heden hier in den Raad gevoerd hebcen, was
dwars van alle persoonlijkheid, steeds voor oogen houdende, naar onze
meening, het belang van onze stad Bergen op Zoom en van het belang
harer burgers.
Dat daarom Uw streven ons meestal sympathiek was is niet onder stoe
len of banken te steken, omdat het ook in dezelfde lijn ging en het was
dit vooral, omdat Gij door Uw aemocratischen geest Bergen op Zoom voor
uit wildet brengen tot grooter bloei en aanzien om met hare zuster-
gemeenten te concurreeren.
De taak, die U bij de aanvaarding van Uw ambt ais burgemeester van
deze gemeente op U nam, was zwaar en bleef zwaar. Vele moeilijkheden
en onaangenaamheden hebt U moeten overwinnen toen waar er fraude
gepleegd was, dit openbaar moest maken, maar met al de aiergie, die in
U was, hebt gij zonder aanzien des persoons, deze op zulk een wijze
weten te ontmaskeren dat het algemeen belang er zoo min mogelijk door
geschaad werd.
Strijdlustig en v/erklustig waart Gij. Strijdlustig, Mijnheer de Voor
zitter, maar Uw strijd was altijd met open vizier en Uw tegenstanders
zullen het eerlijk moeten bekennen, dat, wanneer Gij in den Raad den
strijd aanbondt ter verdediging van voorstellen, die volgens Uwe mee
ning in het belang waren zoowel van burgerij als ambtenaren of de stad
in het algemeen, Gij dit deedt met faire strijdmiddelen en argumenten,
die dikwijls bewondering afdwongen.