12. Door den heer Harmsen is 'opgemerkt, dat de kosten voor verlichting verwarming en schoonhouden enz. buitengewoon hoog zijn en deze beter gesplitst hadden kunnen Y/orden. Spreker zou er op willen wijzen, dat het hier een berekening betreft over 1924-, en dat er toen bij den Dienst van Openbare Werken nog geen behoorlijke administratie was, v/aardoor een dergelijke splitsing mogelijk zou zijn geweest. Ook dit was voor B Vü een der redenen, waarom steeds op een behoorlijke administratie bij Openbare Werken werd aangedrongen. Op het eind van 1926 is die eindelijk tot .stand gekomen en het resultaat is voor wat deze aangelegen heid betreft ook merkbaar, wanneer men nagaat dat in 1924- deze onkosten 1122,SO bedroegen en in 1926 slechts 705,01. Spreker wil niet zeggen dat het nog niet beter kan, naar in 192/ is eigenlijk de administratie pas begonnen, zoodat dit geleidelijk aan beter zal Y/orden. Wat betreft de vergoedingen voor het gebruik van lokalen voor cursus sen, merkt spreker op, dat wanneer bekend is, dat hiervoor vergoeding- wordt gegeven, deze dan ook in mindering worden gebracht In 1924- zijn daarvoor echter geen vergoedingen gegeven. Tenslotte wijst spreker er nog op, dat de uitgaven voor de openbare lagere school in 1924- bedroegen 1500,64-, of gemiddeld 15,01 per leerling, terwijl deze uitgaven in 1926 totaal 1017,24- bedroegen of gemiddeld 11,15 Per leerling. Er is dus vooruitgang te bespeuren en B W doen nog steeds al het mogelijke om zoo voordeelig mogelijk uit te komen, terwijl zij er daarbij op rekenen, dat de schoolbesturen ook hunnerzijds alles zullen doen om te trachten de onkosten voor het onderwijs zoo laag mogelijk te houden, zonder daarbij schade te doen aan het onderwijs. De heer WALDER verkrijgt daarna, met goedvinden van den Raad, in 3e instantie het woord over deze aangelegenheid. Spreker wil op de eerste plaats zeggen dat, wanneer hij daarstraks een zacht verwijt heeft laten hooren over de hooge kosten van het onderwijs, spreker dit niet bedoeld heeft aan het adres der schoolbesturen, doch aan het adres der Lager Onderwijswet 1920, waaruit deze kosten voortvloeien. Verschillende proc^ - sen zijn er volgens spreker, waaruit hlijkt, dat juist door deze wet het knoeien in de hand gewerkt 'wordt. Spreker wil zich hierover thans niet verder uitlaten, 'wat de opmerking van den Voorzitter betreft over het^ niet treden in de rechten der ouders inzake het onderwije, dat aan de kinderen moet worden gegeven, is spreker van meening, dat men daar omtrent van inzicht kan verschillen. Spreker heeft het idee, dat zooveel mogelijk getracht moet worden de kosten te verminderen, waartoe naar sprekers meening, ook zal meewerken het verkrijgen van een goed bevolkte openbare lagere school. Naar sprekers inzicht is door de wet van 1920 het openbaar onderwijs achtergesteld bij het bijzonder, daar de bij zondere scholen allerlei middelen hebben om leerlingen te trekken, waar over de openbare school niet beschikt. Op alle manieren wordt dan ook getracht om de kinderen van de openbare school af te troggelen. Het frappeert spreker, waar hier toch een gedeelte van den Raad gekomen is voor de bezuiniging, welk gedeelte zelfs de meerderheid van den Raad uitmaakt, dat aan dien kant nu in alle talen gezwegen wordt, ofschoon hier toch een bij uitstek geschikt terrein voor bezuiniging is. Spreker oegrijpt dit niet en wijst nogmaals op de gemeente Eindhoven, waar het openbaar lager onderwijs toch ook zeer goed te noemen is. De heer HARM SEN zegt blij te zijn, dat uit het antwo'ord van den voorzitter gebleken is, wat een goede administratie kan uitwerken. :-en beeft hieruit kunnen zien, welk voordeel de gemeente nu al :ehad nee*'t Dl3 een Soede administratie van Openbare 'Verken. de 20r° voor bet openbaar onderwijs aangaat, zou spreker willen opmerken, dat. onder openbaar hier verstaan moet worden publiek en alles wat pabliek is, behoort naar sprekers raeening ook tot de zorg van de overheid, al is dit misschien niet altijd een aangename taak. De heer MUSTERS zou naar aanleiding van het betoog van den heer "aic r voor de openbare school villen opmerken, dat het gemeentebestuur toch ook geen reclame maakt voor de bijzondere scholen. De heer WALDER zegt, dat daar de bijzondere schoolbesturen wel voor zorgen. De heer MUSTERS meent, dat dan ook het schoolbestuur van de open bare school maar voor die school reclame moet maken. De heer WALDER merkt op,dat er voor de openbare school geen afzonder lijk schoolbestuur is, maar dat deze school valt onder de zorgen van het gemeentebestuur.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1929 | | pagina 25