1'. •- 1 o 42. het Rijk,meenden we ook over dit eene jaar beet den aftrek voor nood» zakelijk levensonderhoud te kunnen laten zooals het was. Spreker wil er verder op wijzen,dat de cijfers,die Burgemeester en "v/ethouders van den inspecteur van de belastingen hebben gehad heel anders zijn dan die,welke de heer Harmsen hier naar voren brengt.Hoe graag spreker dan ook aan een verlaging der belasting zou willen meewerken,meent hij toch het voorstel aan den Raad niet te kunnen aanbevelen met het oog op den financieelen toestand der gemeente ,ook al door het niet doorgaan van de suikerbie te noampagnewaardoor zooveel minder aan havengeld zal binnenkomen. De heer WALDER merkt op reeds meermalen de se materie te hebben be» sproken. Nooit is men echter tot een oplossing kunnen komen. Spreker juicht het toe,dat thans dit voorstel door den heer Harmsen,die een deskundige is op belastinggebied,wordt gedaan en zal het voorstel tot verhooging van het bedrag voor noodzakelijk levensonderhoud van f'IÖQ'" gaarne steunen. Spreker meent dat het niet aan- gaat,dat de Voorzitter zegt deze voorstellen niet te kunnen steunen omdat het maar voor een jaar is en met het oog op den financieelen toe stand der gemeente. Onbillijkheden moeten in elk geval uit den weg geruimd worden, zegt spreker. De VOORZITTER zegt dat de heer "Walder dus een voorstel steunt om de inkomsten der begrooting ineens met f.33000,-- te verminderen. De heer WALDER merkt op,dat daar tegenover staat,dat de heer Harmsen ook den weg aangewezen heeft tot vermeerdering der inkomsten. De heer HARMSEN zegt dat het bedrag van f.5000,-- en van f.8000,-- dat aan meerdere opbrengst der belastingen binnen komt,vast staat. Dat geld komt in elk geval aan de gemeente ten goede. De heer SCHEFEELAAR dankt den heer Harmsen voor zijn kundige toe lichtingdoch waar van deze aangelegenheid niets bij de stukken ter visie gelegen heeft,kan spreker daarover niet zoo maar ineens oor- deelen. Spreker meent.dat er wel eenige dtudie van gemaakt mag worden en zou daarom willen voorstellen dit voorstel te behandelen bij de begrooting voor 1930. Voor wat de onbillijkheid van den aftrek betreft, is het een andere kwestie en zou spreker er zich mede kunnen vereeni gen,om die onbillijkheid weg te nemen. De heer DE JONO zegt dat het natuurlijk altijd moeilijk is om een begrooting ineens met f.33000,-- aan inkomsten te ve rmindere n, doch ik ook van meening.dat de onbillijkheid in den aftrek in elk geval weg genomen moet worden. De heer SIMONS is het eens met den heer Scheffelaar en wijst er op, dat door hem en nog enkele andere leden reeds in April het voorstel tot verhooging van den aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud is ingedie nd Naar aanleiding van het voorstel van den heer Harmsen en de door dezen gegeven cijfers ontstaat hierna eenig debat tusschen den heer Harmsen en den Se ere tariswelke laatste den toestand nader uiteenzet. "Wethouder KIEEE zegt, dat er dus eigenlijk twee voorstellen van den heer harmsen zijn,het eerste om de splitsing in den aftrek voor nood zakelijk levensonderhoud te doen vervallen en het tweede om dien aftrek van f.600,-- op f.700,-- te brengen. Voor wat het eerste voor stel betreft.kan spreker er zich mee vereenigendat die onbillijkheid nu wordt weggenomen,doch het tweede voorstel zou spreker liever aan houden tot volgend jaar. De heer HARMSEN stelt dan voor om artikel 3 der verordening op de heffing eener plaatselijke inkomstenbelasting te wijzigen in dien zin, dat het bepaalde sub alinea 2 vervalt, en deze wijziging te doen in gaan op 1 Mei 1929. Dit voorstel wordt door het Dag.Bestuur overgenomen,waarna het met algemeene stemmen door den Raad wordt aangenomen. Hoofdstuk XII. Belastingen. Volgnummer 307. Belasting op tooneelve r tooningen en andere vermakelyk- heden. De heer SCHEFFELAAR zou de vermakelijkheidsbelasting willen brengen op 30%. Vroeger toen er geen belasting geheven werd ging men uit,nu het op 20% gebracht is,gaat men niets minder uit,maar stijgt integen deel ieder jaar nog het bedrag.dat door deze belasting wordt opgebracht.* Spreker is dus van meening.dat bij eene verhooging van deze belasting, de opbrengst niet minder zal worden,maar de gemeente er eerder voor deel aan zal hebben. 1i'; ',f0 ,10

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1929 | | pagina 126