dB
11.
De heer HARMSEN merkt op dat het z.i. niet op den weg van den Raad
noch van het Dag.Bestuur ligt op ïzich partij te stellen in een kwestie
tusschen twee -bepaalde groepen, zooals hier het geval is, waarbij door
een beslissing ofwel de eene ofwel de andere bevoordeeld wordt. Spreker
is het dan ook eens met den Voorzitter, waar deze zeide nog niet te weten
welke kant in deze zaak het zwaarst moet wegen. Het is naar sprekers
meening zeer moeilijk in deze met een oplossing te komen, die beide
partijen bevredigen zal. Bij aanneming van de voorgestelde motie immers
zal de eene groep zich benadeeld gevoelen, in het andere geval de andere.
Hoe dit ook zij, wil spreker er toch op wijzen, dat wanneer dp de ker
missen geen nieuw bloed gebracht wordt in den vorm van groote nieuwe
inrichtingen, deze op een dood spoor zullen loopen. Daar staat tegen
over dat die groote inrichtingen weer schade zullen doen aan de bal
zaalhouders, doordat zij het publiek veel langer ophouden, terwijl van
den anderen kant die groote inrichtingen ook we ^/pachtgeld zullen op
brengen. De bezwaren wegen dan ook ongeveer tegen elkaar op.Waar er
echter in deze vergadering een beslissing moet worden genomen en spreker
niet wenscht dat de overheid zich partij stelt ten gunste van den een
of den ander,daarom meent spreker ook voor de motie te moeten zijn.
Tegenover de bewering van den heer Kiepe, als zouden de gecombineerde
inrichtingen dezelfde rechten hebben als de andere, doordat zij met een
afzonderlijke inrichting kunnen inschrijven, zou spreker willen opmer
ken, dat het voor de expLoitanten niet zonder groot bezwaar mogelijk is
van hun gecombineerde inrichting een of meer afzonderlijke te maken.
Spreker ziet hierin dan ook een reden te meer om voor de motie te stem
men, en heeft een en ander naar voren wille brengen bij wijze van moti
veering van zijn stem.
De heer BECHT zou bij aanneming van de motie toch B W willen ver
zoeken om te trachten beide partijen tot elkander te brengen.
De VOORZITTER meent dat zulks niet mogelijk is en dat men of het een
of het ander zal moeten kiezen.
De heer VERBIEST zegt dat hij wel gedacht had, dat er een motie zou
komen. Spreker heeft daar spijt van, want naar zijn meening had het
zoover niet mogen komen. Spreker kan ook niet voor de motie s temmen,
en betreurt het, dat deze zaak zoo geloopen is. Spreker zou echter
willen voorstellen, dat door het College van B W een schrijven werd
gericht aan alle gemeentebesturen, waar kermis wordt gehouden, waarin
zij mededeelen het te betreuren dat door het verloop van deze zaak aan
ingezetenen geen plaats op de kermis kon worden toegestaan.
De VOORZITTER zegt, dat dit voor het College van B W een nog veel
grooter bezwaar zou zijn, dan dat het voor den heer Verbiest zou zijn
om voor de motie te stemmen. Het voorstel van den heer Verbiest zou er
toch op neerkomen, dat door B W een acte van berouw voor het door
hen genomen besluit zou worden gezonden aan de verschillende gemeente
besturen in ons land.
De heer VRIENS merkt op, dat de dansgelegenheden naar zijn meening
niet zoo veel schade zullen ondervinden van de gecombineerde inrichtingen
Spreker zou het dan ook betreuren wanneer aan deze ingezetenen geen
standplaats werd verleend. Spreker begrijpt niet de houding van den heer
Verbiest, die wel wat voor die menschen wil doen, het dus eigenlijk
eens is met de motie en toch zegt zijn stem er niet aan te kunnen geven.
De heer Verbiest zegt wel, dat deze zaak verkeerd geloopen is, maar hij
wil er niet aan meewerken om het verkeerd genomen besluit te veranderen.
Hij wil nu de gemaakte fouten wijten aan het College van B W en dit
in het geheele land belachelijk gaan maken door het verzenden van het
door hem voorgestelde schrijven. Voor de eer van het College zou spreker
dan ook sterk willen ontraden om op het voorstel van den heer Verbiest
in te gaan. Spreker meent dat, wanneer de heer Verbiest in een zaak een
fout zou begaan, het toch niet verkeerd zou zijn, wanneer hij daar later
op terugkwam en die fout herstelde. Het is toch altijd beter ten halve
gekeerd dan ten heele gedwaald. Spreker hoopt dan ook dat de motie zal
worden aangenomen, waardoor voorkomen wordt, dat nadeel wordt berokkend
aan ingezetenen.
De VOORZITTER stelt namens B W voor om de motie nog eenigszins te
wijzigen, daar in elk geval bij het houden van een nieuwe verpachting
onder gewijzigde voorwaarden, moet uitgesloten worden elke gelegenheid
tot dansen. Wanneer dus aan de motie wordt toegevoegd dat geen gelegen
heid tot dansen op de kermis zal worden toegelaten, is dit bezwaar onder-