5
Jethouder JUTEN kan zich, ondanks het betoog van de twee deskundigen
in deze,er toch niet mede vereenigen om deze alinea te laten vervallen,
omdat door deze bepaling de aannemers nog meer spoed achter het bouwen
zullen zetten,dan dit anders zou geschieden. Men voorkomt daardoor,dat
de bebouwing van deze gronden vertraagd zou worden. Ook bij de bebou
wing van de Domeingronden geldt deze bepaling en men heeft daarmede nog
nooit moeilijkheden gehad,of een boete behoeven op te leggen.
Wat betreft de opmerking van den heer Becht,merkt spreker op,dat de
prijs voor deze gronden door den Raad wordt vastgesteld. Het kan nu
voorkomendat er voor eenzelfde perceel twee aanvragen tegelijk binnen
komen tegen hetzelfde bod. In dat geval krijgen deze mens chen van B W
een schrijven,waarin verzocht wordt om hun bod voor dat perceel te her
zien en aan den hoogsten bieder zal het dan worden gegund. In het begin
is dit ook bij de exploitatie der Domeingronden wel eens voorgekomen en
werd eveneens op deze wijze gehandeld.
De heer "JALDER merkt op, dat de- Raad van de ar tikelsgewij zc behande
ling is afgedwaald. Nu eens heeft men het over artikel 2,dan weer over
artikel 13. Sprekers zienswijze over artikel 13 is,dat dit een vlugge
bebouwing van deze gronden in de hand zal werken,en spreker kan zich
daarmede ook heel best vereenigen.
Mocht het geval als door den heer Scheffelaar naar voren gebracht,
zich dan al eens voordoendan is spreker van meening,dat de Raad er ook
geen bezwaar tegen zou nakenom voor een dergelyk geval den termijn
langer te stellen.
Een wijziging van art.2 lijkt spreker onjui st .'Janneer men een per
ceel grond wil koopen,wordt daarvoor con bod gedaan overeenkomstig den
vastgestelden prijs, Men gaat toch geen f.1100,-- bieden,wanneer men
iets voor f.1000,-- kan krijgen. Eerst wanneer er twee liefhebbers voor
hetzelfde perceel zijn,is het logisch,dat deze den door hen geboden
prijs herzien,en dat het perceel dan gegund wordt aan den hoogsten
bieder.
De heer HARMSEN zegt dat,als er een bod is van f.1000,-~ en een van
f.1100,-- voor hetzelfde perceel,het vanzelf spreekt,dat het hoogste
bod aanvaard wordt. Dat een nieuw bod moet worden gedaan wanneer twee-
aanvragen inkomen op denzelfden tijd en net denzelfden prijs, is juist.
Jat art.13 betreft,is spreker het eens met de meening der deskundigen.
De heer Juten kan nu wel zeggen,dat men bij de Domeingronden mot deze
bepaling nooit last gehad heeft,maar daar had men over het algemeen te
doen met kapitaalkrachtige menschenterwijl dat bij de bebouwing van
deze gronden veelal niet het geval zal zijn,en hier met hypotheken
gewerkt zal moeten worden. Daarom is spreker er voor,om dën termijn
in de le alinea te bepalen op 1 jaar en dien in de 2e alinea op 6 maan
den.
De heer VRIENS merkt naar aanleiding van artikel 2 op,datwanneer
zich een kooper aanmeldt voor een perceel grond,hij dit doen zal tegen
den vas tges telden prijs. Komt er nu den volgenden dag of enkele da< en
later een tweede aanvrage voor dat perceel in,eveneens tegen den vast-^
gestelden mininumprijsdan krijgen beiden van B J bericht,dat er neer
gegadigden voor dien grond zijn en worden zij dus verzocht hun ood te
herzier. Het zal toch volgens spreker wel niet voorkomendat iemand,
die weet dat hij een stuk grond kan krijgen voor f.1000,daarvoor
f.1100,-- zal bieden. Spreker beaamt,dat ook bij de Domeingronden deze
wijze van verkoopen gevolgd is.
Mat art. 13 aangaatblij ft spreker van me en mgdat de termyh m ac
le alinea moet gesteld worden op 1 jaar en die in de 2e alinea op 6
maanden. De ternyn van 3 maanden is te kort,volgens spreker, ook al om
dat men soms heel lang moet wachten op de goedkeuring der bouwplannen.
De heer BECHT blijft bij zijn meening,dat art.2 niet juist is. Er
wordt in dat artikel gesproken van een "geboden" prijs,maar volgens dc
uiteenzetting van den gang van zaken is er geen sprake van een "gebo
den" prijs,maat van een vastgestelden prijs.
De heer HARMSEN wijst er op,dat in art.2 uitdrukkelijk staat: ter
zelfder tijd. Er mag tusschcn twee aanvragen dus geen dag verschil zyn,
zooals de heer Vrit-ns in zijn uiteenzetting aangaf. Bovendien ac
spreker het wel mogelijk,dat iemand een hooger bod doet voor- een per
ceel, dan de daarvoor vastgestelde minimumprijs. En in dat goival vincu
spreker het niet logisch,wanneer dan die aanvrager zijn bod nog cons
moet herzienomdat er ook nog cc n of neer andere gegadigden voor ïen
grond zijn.