13-
voor deze functie niet geschikt geacht werd.Bij dit besluit kwamen
dus de persoonlijke gebreken naar voren.De Voorzitter van het College
vroeg omtrent dit besluit dagen bedenktijd en stelde in de daarop
volgende vergadering van het College voor om de redactie van het be
sluit in dier voege te wijzigen,dat inplaats van "in aansluiting" op
het besluit van 22 Februari,daarin zou komen te staan "ter vervanging"
van dat besluit.Spreker heeft over die wijziging niet verder nagedacht
en heeft zich toen laten lijmen om de redactie aldus te wijzigen.Het
besluit werd toen genomen met 2 stemmen voor en 1 tegen.Achteraf
bekeken,gelooft spreker,dat het meer slimmigheid van den Voorzitter
was om de door hem voorgestelde verandering aan te brengen,want hier
door kreeg hij de gelegenheid om gebruik te maken van art.70 der
Gemeentewet en in beroep te gaan bij de Kroon.Wanneer er zou hebben
gestaan ter bevestiging van het vorige besluit,dan zou de Burgemeester
zulks niet hebben kunnen doen.
Nadat het besluit genomen was,deelde de Burgemeester mede,dat hij
het ter vernietiging aan de Kroon zou voordragen,zulks ingevolge art.
70 der Gemeentewet.Volgens dat artikel nu moet binnen 30 dagen hierop
eene beslissing zijn genomen en zoo dat binnen dien termijn niet is
gebeurd,moet het besluit geacht worden te zijn aangenomen en is de
Voorzitter dan verplicht om dat besluit uit te voeren.Op 20 Juni werd
het besluit genomen en op 20 Juli had de Voorzitter het besluit dus
moeten uitvoeren en den heer de Graauw schriftelijk kennis moeten
geven van zijn ontslag.Op Juli kwam de heer de Graauw bij spreker
om over deze zaak te praten en zijne meening te vernemen.Spreker heeft
hem toen rondweg zijn meening gezegd en hem aangeraden om bij den Burge
meester om inlichtingen te gaan,waar deze toch in beroep gegaan was.
Dit bezoek van den heer de Graauw begreep spreker eerst niet goed,maar
toen hij de agenda's van Burgemeester en Wethouders eens ging naslaan,
kwam spreker tot de conclusie,dat dit bezoek slechts was om spreker eens
"te polsen omtrent deze zaak. In de daarop volgende vergadering van
Burgemeester en Wethouders werd de mededeeling gedaan van het schrijven
van Ged.Staten,waarin stond,dat geen termen aanwezig waren om het be
streden besluit te vernietigen.Dat schrijven was het antwoord op een
persoonlijke vraag van den Voorzitter,zooals er uitdrukkelijk in ver
geld stond.Waar binnen den volgens art.70 gestelden termijn geen bericht
oeer behoefde in te komen,was dit schrijven dus te beschouwen als een
vriendelijkheid van Ged. Staten tegenover den Voorzitter. Spreker heeft
■toen aan den Voorzitter gevraagd, of hij nu het besluit zou uitvoeren,
waarop deze toen niet direct kon antwoorden.Eerst tegen het einde van
die vergadering deelde de Voorzitter mede,dat hij het besluit van
Burgemeester en Wethouders mondeling aan den betrokken ambtenaar zou
Mededeel en.Naar sprekers meening was ook dat niet juist,daar de Voor-
si tter ingevolge de Gemeentewet reeds op 22 of 23 Juli dat besluit
aan den heer de Graauw had moeten mededeelen. De Voorzitter heeft dat
"toen echter niet gedaan en is naar sprekers inzicht daardoor in gebreke
gebleven,in de uitvoering der voorschriften,waarmede hij toch anders
goed genoeg op de hoogte is.Door deze houding van den Voorzitter,wist
Spreker niet hoe nu eigenlijk de toestand was en tot vandaag heeft
spreker er aan getwijfeld,of de administrateur nu ontslagen was of niet,
zich de vraag gesteld,wat zou moeten gebeuren,wanneer het besluit
door den Voorzitter niet was uitgevoerd.In de vergadering van het
pollege van Burgemeester en Wethouders op hedenmorgen kwam een schrijven
in van den Hoofdopzichterwaaruit bleek,dat hem op 30 Augustus was kennis
§egeven van het ontslagbesluit van den administrateurSpreker heeft
"toen zijn verwondering er over uitgesproken,dat de besluiten van Burge
meester en Wethouders op een dergelijke wijze werden uitgevoerd,terwijl
Bij ook zijn verbazing te kennen gegeven heeft,dat door den Hoofdopzich
ter dusdanige mededeelingen aan het College van Burgemeester en Wethouders
Werden gedaan,zonder dat de wethouder van Openbare Werken daarin gekend
is.Tenslotte werd in de vergadering van hedenmorgen besloten aan den
Wethouder van Openbare Werken op te dragen de kas en bescheiden van den
administrateur over te nemen,waartoe hij zich overeenkomstig de verorde
ning, door een deskundige kon doen bij staan.Naar aanleiding hiervan
eeft spreker het Accountantskantoor Nijst Co. verzocht om bij deze
overname behulpzaam te zijn.
w Bat is naar sprekers meening het verloop van deze aangelegenheid,
nu betreft,dat spreker in Mei 1927 verklaard heeft voldoende