12. zoodanig,dat de hoofdopzichter nadat hij reeds viermaal een aanschrij ving daartoe heeft gekregen,de begrooting voor 19^9 nog niet heeft kun nen indienen,ja zelfs nog geen kans gezien heeft om daaraan te kunnen beginnen. Wethouder KIEPE: Dat pleit niet voor den heer de Graauw. De VOORZITTER: Deze moet zijn gegevens voor het samenstellen der begrooting krijgen van den technischen dienst. Wethouder KIEPE merkt op,dat men ook bij de Gemeentebedrijven wel ,op tijd is kunnen klaar komen. De VOORZITTER herhaalt,dat hij geen verantwoordelijkheid wenscht te dragen voor den toestand bij Openbare Werken na 6 SeptemberHet is moge lijk, dat spreker hieraan eenige schuld heeft,doordat hij van tot 30 Augustus geen schriftelijke mededeeling van het ontslag aan den heer de Graauw heeft gedaan,omdat hij nog in tweestrijd stond hoe in deze te handelen; spreker wil die schuld gaarne erkennen.Maar spreker is ook van meening,dat door den Raad eene beslissing in deze kwestie zal moeten norden genomen.Wanneer geen voorstel uit den Raad naar voren komt,over weegt spreker om de benoeming van den administrateur aan Burgemeester en Wethouders te ontnemen en deze te brengen in handen van den Raad.Als voor een dergelijk voorstel een meerderheid in den Raad zou te vinden zijn,wil spreker dat gaarne indienen.Spreker heeft daartoe reeds een ontwerp-besluit klaar gemaakt,hetwelk luidt als volgt: "De Raad der gemeente Bergen op Zoom; "Gezien het voorstel van den Burgemeester van 4- September 1928; "Gelet op de desbetreffende bepalingen der Gemeentewet; Besluit: "Art.4 lid 1 der verordening,regelende den Dienst der Gemeentewerken "van de gemeente Bergen op Zoom,vastgesteld bij raadsbesluit van 5 "November 1926,goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van "Noordbrabant van 17 November 1926,G.nr71te wijzigen als volgt: Art.4 (nieuw). "1. Onder den Hoofdopzichter is een door den Gemeenteraad aan te wijzen "administratief ambtenaar van den Dienst der Gemeentewerken - in deze "verordening aangeduid als "de Administrateur" - belast met de boek houding en de geldelijke administratie,de invordering van alle inkomsten "en het doen van alle betalingen ten behoeve van den Dienst. 11 Spreker merkt op,dat dit besluit dan nog de goedkeuring zal behoeven van Ged.Staten. Wethouder JUTEN zegt in de eerste plaats zijn bevreemding te moeten uitspreken,dat de Voorzitter thans afwijkt van een bepaling,welke hij voor de raadsleden heeft vastgelegd,n.1. om een bespreking te houden over zaken,waarvan den Raad tevoren niets bekend is gemaakt.Wanneer spreker van te voren geweten had,dat de Voorzitter deze kwestie thans ter sprake zou brengen,dan zou hij gezorgd hebben alle stukken betref fende deze aangelegenheid bij zich te hebben,teneinde het betoog van ben Voorzitter afdoende te kunnen weerleggen.Spreker wist echter van bet voornemen van den Voorzitter niets af en moet er zich thans dus toe bepalen tot het recht zetten van enkele gegevens,voor zoover spreker 2ich die zonder de stukken herinneren kan. Op de eerste plaats dan wil spreker er aan herinneren,dat op 22 Febru- ari 192s door Burgemeester en Wethouders het besluit is genomen tot ont slag van den administrateur,welke bevoegdheid door den Raad in handen yan Burgemeester en Wethouders gelegd was.Burgemeester en Wethouders sadden dus volkomen het recht om den administrateur te ontslaan.Het motief voor dit besluit was,dat door de meerderheid van het College be administrateur overbodig geacht werd,terwijl men met deze motivee- rillg tevens de bedoeling had om daardoor den persoon van den administra teur te sparen.Enkele dagen nadat dit besluit genomen was,werden door ben heer Vriens enkele vragen hieromtrent gesteld,bij welker behande- ffug in den Raad door verschillende sprekers het woord werd gevoerd. up uit de debatten in die vergadering heeft spreker goed onthouden, dat daarin naar voren werd gebracht,dat de motiveering van het ontslag besluit onjuist was.Spreker is deze meening niet toegedaan,en is over- uigd dat,al was een besluit van Burgemeester en Wethouders ook genomen SP onjuiste gronden,dit besluit desniettegenstaande toch geldend blijft. Ptusschen werd in de vergadering van Burgemeester en Wethouders van b Juni I92S door de meerderheid van het College voorgesteld,om in aan- luiting aan het besluit van 22 Februari 1928,den heer de Graauw niet erder in zijn betrekking van administrateur te continueeren,omdat hij

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1928 | | pagina 42