g.
van belendenden grond benadeeld, zonder dat deze daaraan iets heeft
kunnen doen,omdat hij tevoren van dit plan tot wijziging niets wist,
en ook niet weten kon,daar Burgemeester en Wethouders deze zaak eigen
machtig hebben kunnen afhandelen.Spreker kan er zich dan ook niet mee
vereenigen,om een dergelijke bevoegdheid aan Burgemeester en Wethouders
te geven,teneinde onbillijkheden te voorkomen.Om werkelijk kleine wij
zigingen,als het veranderen van een rooilijn e.d. aan Burgemeester en
Wethouders over te laten,heeft spreker geen bezwaar,doch het verleggen
van straten en voor- en achtertuinenwil spreker aan den Raad houden.
Spreker is er ook verwonderd over, dat de beide "wethouders aan dit voor
stel hebben meegewerkt,waar deze toch vroeger altijd er zich voor uit
spraken om de macht zooveel mogelijk aan den Raad te houden.
De heer WALDER vraagt zich af,of Ged.Statende aanneming van dit voor
stel wel coed zouden keuren.Als vroeger afwijkingen moesten plaats hebben
van het uitbreidingsplan,kwam men steeds bij den Raad.Het begrip van de
bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders is in het voorstel zeer rek-
baar en spreker is bevreesd,dat anderen hierdoor benadeeld zullen worden,
Hoewel spreker in dit Dag.Bestuur het volste vertrouwen heeft,vindt hij
bet toch beter dat deze bevoegdheid bij den Raad blijft,waar ze ook al
tijd geweest is.
De heer VERBIEST zou willen vragen welk motief het Dag.Bestuur geleid
beeft tot dit voorstel.
Wethouder JUTEN zegt wel verwacht te hebben,dat er over het tweede^
gedeelte van het voorstel van Burgemeester en Wethouders hier opmerkingen
zouden worden gemaakt.Uit het hier naar voren gebrachte^blijkt,dat de
leden van meening zijn,dat Burgemeester en Jethouders bij aanneming van
bet voorstel,de macht zouden krijgen om het uitbreidingsplan te wijzigen
naar hun eigen inzichten en zooals zij dat persoonlijk om een of andure
reden zouden wenschen.Spreker wil er echter even op wijzen,datvolgens
artikel 11 van het Woningbesluit voor elke wijziging van het uitbreidings
plan de goedkeuring van Ged.Staten noodig is,zoodat door die wijziging
eventueel benadeelden altijd bij dat College in beroep kunnen gaan.Om
echter aan de hier naar voren gebrachte bezwaren zooveel mogelijk tege
moet te komen,heeft spreker er geen bezwaar tegen,om aan het verleenen
van de bevoegdheid aan Burgemeester en Wethcud ers de bepaling toe te
voegen:Gehoord de Commissie voor Openbare Werken.Dan wordt een eventu-
oele wijziging in elk geval aan het oordeel van meerdere personen onder
worpen.
Het doet spreker overigens genoegen,dat geen verdere aanaernngen
gemaakt zijn op het uitbreidingsplan,dat indertijd nog door Ir.van Goor
is ontworpen.
De heer SCHEFFELAAR meent,dat de heer Juten het bezwaar door den heer
Vriens naar voren gebracht,een beetje omzeilt.De bedoeling van ozen
laatste is,dat geen wijzigingen in het uitbreidingsplan worden aange
bracht ten voordeele van iemand,terwijl daardoor anderen zouden worden
De heer VRIENS zegt,dat het uitbreidingsplan ter visie heeftgelegen
voor alle belanghebbenden.Deze hebben er bezwaren tegen kunnen inbrengen,
wanneer zij dat noodig oordeelden.Wanneer het plan nu eefinitie is
Vastgesteld en de hier voorgestelde bevoegdheid wordt aan Burgemeester
en Wethouders gegeven,dan is het mogelijk dat een grondeigenaar ergens
WH gaan bouwen,maar aan de hand van het uitbreidingsplan tot de con
clusie komt,dat dit schadelijk voor hem uitkomt.Hij verzoekt daarom
aan Burgemeester en Wethouders om een straat een beetje te verleggen
Ion behoeve van zijn bouwplan,aan welk verzoek Burgemeester en Wethouders
voldoen. Daardoor is die man geholpen, maar zijn andere eigenaren benadeeld.
kan men wel zeggen,dat die eigenaren het recht hebben om in^beroep
te gaan bij Ged.Staten,maar hoe weten zij,te juister tijd,dat door Burge
meester en Wethouders een dergelijk wijzigingsbesluit genomen is?De toe-
v°eging van de bepaling:Gehoord de Commissie voor Openbare Werken is wel
eenigg verbetering,doch spreker acht die niet voldoende.Ex zijn ij o
Punten,in het tweede gedeelte van het voorstel van Burgemeester en_Wet
houders genoemd er geen bij van ondergeschikt belang,integendeel zijn
5e:rgelijke wijzigingen wel degelijk van ingrijpenden aard.En waar voor
dl"t plan aan Ir. van Goor inderdaad veel lof toekomt, is spreker van mee
n:(-ngjdat er van dit mooie plan spoedig niet veel meer te herkennen zal
^jn,wanneer men op een desbetreffende aanvrage weef maar zou gaan beslui-
3en om ontworpen tuintjes te doen vervallen of straten te gaan verleggen.
Spreker blijft van meening,dat deze bevoegdheid bij den Raad behoort