2.
De heer BECHT zegt naar aanleiding van de opmerking van den heer
Walder,dat hij heel goed heeft geluisterd,maar dat hij na het verla
ten der vergadering niet meer in staat is om te zeggen wat elk lid
precies gezegd heeft,ook al zou hij daarmede een millioen kunnen ver
dienen.
De heer JUTEN zegt geen opmerking te hebben over de notulen,maar
wel naar aanleiding van deze een mededeeling aan den Raad te willen
doen.
De VOORZITTER zou liever eerst de notulen willen vaststellen.Spre
ker vraagt,of de Raad zich an vereenigen met het aanbrengen van de
voorgestelde wijzigingen in de coneept-notulen.
Geen der leden heeft hiertegen bezwaarwaarna de notulen met de
hierboven vermelde wijzigingen zonder hoofdelijke stemming worden
vastgesteld.
De VOORZITTER zegt,dat de heer Juten naar aanleiding van de notu
len een mededeeling wenscht te doen aan den Raad.Spreker weet niet
of deze mededeeling kan wachten tot na de afhandeling der agenda.
Spreker weet ook niet,waarover deze mededeeling gaat,en laat het ge
heel aan den Raad over om te beslissen,of den heer Juten nu gelegen
heid voor zijne mededeeling zal worden gegetfen of na afhandeling der
agenda.
De heer ÏÏALDER zegt ook niet te weten van welken aard de mededeeling
van den heer Juten zal zijn,doch waar deze misschien invloed kan heb
ben op het verdere verloop der vergadering,zou spreker het wenschelijk
vinden om eerst deze kwestie af te handelen.
De VOORZITTER stelt dan voor,den heer Juten gelegenheid te geven
tot het doen van zijn mededeelingen.
Zonder hoofdelijke stemming gaat de Raad hiermede accoord.
Wethouder JUTEN zegt,dat in de vergadering van 29 Juni j.l. beslo
ten is om in beroep te gaan tegen het besluit van Ged.Staten betreffen
de de verhooging van het pensioensverhaal op het gemeente-personeel.
De Raad heeft toen ook besloten om spreker aan te wijzen om dat beroep
te verdedigen.Daags na aie Raadsvergadering is door de afdeeling,die
met de behandeling van deze zaak belast is,aan spreker verzocht,of hij
zoo vriendelijk wilde zijn de motieven te verstrekken,waarop het be
roep zou moeten berusten.Spreker heeft toen een ontwerp klaar gemaakt
en dit aan de betrokken afdeeling overgelegd.Duidelijkheidshalve wil
spreker dit ontwerp even voorlezen,hetwelk luidt als volgt:
Aan Hare Majesteit de Koningin
te 1s-Gravenhage
Mevrouw,
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen,de Raad der Gemeente
Bergen op Zoom;
dat hij in zijne vergaderingen van IS December 1922,5 April 1923
on 25 Mei 1923 heeft besloten ingevolge artikel 36 her Pensioenwet
1922 (Staatsblad no.2Uo) op het Ambtenaren personeel in dienst dezer
gemeente 3ivan hun pensioensgrondslag te verhalen;
dat hij vervolgens in zijn vergadering van 27 Januari I92Ö besloot
3-it percentage tot het toegelaten maximum ad &-^yo te verhoogen;
dat op de gemeentebcgrooting voor het dienstjaar 192g onder de ont
vangsten een post voorkomt wegens verhaal van pensioensbijdragen inge
volge artikel 36 der Pensioenwet 1922;
dat de Burgemeester en Secretaris dezer Gemeente ter uitvoering van
het Raadsbesluit d.d» 27 Januari 192S een door hen geteekende begroo-
tingnwijziging aan Gedeputeerde Staten dezer Provincie ter goedkeu-
ving hebben toegezonden,waarin de finantieele gevolgen van het ver
hoogde percentage werd verwerkt;
dat de Gemeenteraad echter een dusdanig besluit tot wijziging der
begrooting niet heeft genomen,ja dat zelfs het wijzigen der begroo-
Üng ten aanzien van dit onderwerp niet eens in een Raadsvergadering
aan de orde is gesteld;
dat Gedeputeerde Staten dus een beslissing hebben uitgesproken
over een besluit,dat niet door onzen Raad is genomen;
dat adressant derhalve de door Gedeputeerde Staten genomen beslis-
sing niet kan accepteeren;
z v^eheneniwaarom adressant Uwe Majesteit eerbiedig verzoekt de ter
ake door Gedeputeerde Staten genomen beslissing of te willen ver-
u
.-en j
■-