9- Wethouder JUTEN merkt op, dat het juist is, dat de vorige secretaris tevens ambtenaar van den Burgerlijken Stand was. In den Raad is dit dikwijlster sprake gebracht en daarbij opgemerkt, dat dit voor den secretaris een bijpositie was van 1200,waarvoor geen werk ver richt werd. Na het vertrek van den vorigen secretaris heeft de Raad dan ook besloten om voortaan den ambtenaar van den Burgerlijken Stand te benoemen uit de ambtenaren ter secretarie, waardoor de gemeente tevens in de gelegenheid werd gesteld om 90fo van het salaris van den ambtenaar van den Burger] ijken Stand aan de gemeentekas ten goede te doen toekomen, welke bepaling toen ook in de salarisverordening is opgenomen. Spreker meent dat die regeling kan worden beschouwd als een uitvloeisel van de indertijd hieromtrent gehouden besprekingen. Een ander geval is het natuurlijk, wanneer men met het voorstel zou komen tot verhooging van het salaris van den Secretaris. Dit salaris wordt echter bepaald door Ged.Staten en de Raad kan daarover dus slechts ëen advies geven. Spreker is echter ook van meening, dat daaromtrent thans geen besprekingen kunnen worden gehouden. De heer WALDER zegt zeker te weten, dat er geen raadsbesluit is, waarbij de Secretaris wordt uitgesloten voor de vervulling der functie van ambtenaar van den Burgerlijken Stand. Het is echter niet sprekers bedoeling om dit voorstel terug te sturen. Spreker vindt het zelfs juister dat de secretaris geen ambtenaar van den Burgerlijken Stand is, omdat practisch toch de andere ambtenaren het werk daarvoor moeten doen. Spreker wil wel het salaris van den secretaris in overeenstemming brengen met dat van andere ambtenaren in de functie van hoofd van een tak van dienst, en het is dan ook sprekers bedoeling dezer dagen daartoe een voorstel in te dienen. Wethouder KIEPE vraagt of het in verband hiermede niet wenschelijk is om dit voorstel van B W aan te houden? De VOORZITTER acht dit niet noodig, omdat ook de heer Walder niet wenscht, dat de secretaris ambtenaar van den Burgerlijken Stand is. Hierna wordt overgegaan tot stemming, voor de benoeming van een ambtenaar van den Burgerlijken Stand. Uitgebracht worden 15 stemmen, waarvan 10 op den heer P.G.Verberne en 5 op den heer J.Stuart, zoodat de heer P.G.Verberne benoemd is. Vervolgens wordt gestemd over de rangschikking der bezoldigde ambtenaren van den Burgerlijken Stand, waarbij wordt aangewezen als eerste ambtenaar de heer P.Geirnaerdt met 15 stemmen, als 2e ambtenaar de heer P.G.Verberne met 13 stemmen, en als 3e ambtenaar de heer L.Ma- zairac, eveneens met 13 van de 15 uitgebrachte stemmen, terwijl 2 stemmen werden uitgebracht voor de aanwijzing van L.Mazairac als 2e en P.Verberne als 3e ambtenaar. XVII.AANBEVELING VOOR DE BENOEMING VAN EEN BUREAU-AMBTENAAR 2e KLASSE MET DEN PERSOONLIJKEN TITEL VAN "ADMINISTRATEUR" BIJ DEN DIENST DER GEMEENTEWERKEN. (Verzameling I92Ö No97 De VOORZITTER merkt op, dat B W een aanbeveling van 4- personen hebben opgemaakt. De Raad behoeft zich natuurlijk aan die aanbeveling niet te houden, maar voor het geval de Raad iemand zou benoemen buiten de aanbeveling om, zou spreker aan die benoeming de voorv/aarde willen verbinden, dat de benoemde zich eerst aan een geneeskundig onderzoek zal hebben te onderwerpen. Zonder bezwaar gaat de Raad hiermede accoord. De heer BECHT zegt, dat bij de benoeming van een Havenmeester er veel discussie ontstaan is over een naam, welke op de aanbeveling was geplaatst van een persoon, die niet was goedgekeurd bij het genees kundig onderzoek. Uit de besprekingen bleek toen duidelijk, dat de Raad het niet wenschelijk achtte, dat dergelijke personen op de aanbeveling werden geplaatst. De beide wethouders schijnen daaruit echter nog niet te hebben geleerd;, daar thans weer iemand op de aanbeveling staat, die niet is goedgekeurd. De eene dokter keurt hem af, terwijl de andere dokter hem wel niet afkeurt, maar toch ook niet geheel goed, en ei bij voegt, dat hij betrokkene voor deze betrekking wel geschikt acht. Spreker is van meening dat, wanneer men een geneeskundig onderzoek eischt, B W zich ook aan den uitslag van het geneeskundig onderzoek moeten houden. Dat deze persoon nu toch op de aanbeveling is geplaatst mag naar spreker zegt misschien een partijbelang zijn, maar is naar sprekers meening niet in het belang der gemeente. Het gaat hier niet om

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1928 | | pagina 133