g. Bij stemming worden uitgebracht 15 stemmen, waarvan 12 op den heer Dr.L-. J. J.M.-Fick en 3 op den Heer Dr.D.-H. J.M.Bolsius, zoodat de heer Fick benoemd is- XIV.VOORDRACHT voor de benoeming van eek LID Van het college VAN REGEN- TEN VAN HET STADS WEE&U EN ARMKlfrPERHUIS TE BERGEN OP ZOOM. (Verzameling 1922 No.102). Bij de stemming worden uitgebracht 15 stemmen, alle op den heer J. W.F.Hilwig. Gekozen is dus de heer J.W.F.Hilwig, XV. AANBEVELING VOOR DE BENOEMING VAN EEN LID DER COMMISSIE VAN TOEZICHT OP DE GEMEENTE BAD- EN ZWEMINRICHTING. er zamel ing 192g,No., lCg Bij stemming worden uitgebracht I5 stemmen, waarvan 7 op den heer J.P.Zwagemakers, 6 op den heer J.Sleven, 1 op den heer F.Schuurbiers en 1 op den heer W-A.F.Bakker. Bij de herstemming worden uitgebracht 15 stemmen, waarvan g op den heer J.Sleven en 7 op den heer J„P.Zwagemakers, zoodat de heer J.Sleven benoemd is, XVI. AANBEVELING VOOR DE BENOEMING VaN EEN BEZOLDIGD AMBTENAAR VAN DEN BURGERLIJKEN STAND EN TOT AANWIJZING VaN EEN EERSTEN EN EEN DERDEN BEZOLDIC-D AMBTENAAR. (Verzameling 192g N0.IO5) De heer WALDER merkt op, dat de vorige gemeentesecretaris altijd eerste ambtenaar van den Burgerlijken Stand geweest is. Spreker wil daarmede niet zeggen, dat men nu denzelfden weg zou moeten bewandelen, maar hij meent, dat indertijd toch in dien geest gesproken is. Spreker wil niet protesteeren tegen het onderhavige voorstel, doch er slechts zijn bevreemding over uitspreken, dat niet in deze richting een voor stel is gedaan. Spreker kent te dezen aanzien de voorschriften der Gemeentewet, volgens welke onze secretaris de functie van eersten ambtenaar van den Burgerlijken Stand niet zou mogen bekleeden, doch spreker weet ook, dat die bepalingen voor onze gemeente eerst van kracht worden na de volkstelling van 1930* iB °°K niet sprekers bedoeling om den secretaris tot eersten ambtenaar van den Burgerlijken Stand te doen benoemen. Spreker wil van deze gelegenheid slechts gebruik maken om te wijzen op het groote verschil in salaris tusschen den tegenwoordigen secretaris en den vroegere. Het tegenwoordige salaris van den secretaris is heel wat achteruit gegaan vooal wanneer men het vergelijkt met het ©Lans van andere hoofden van dienst, die tot 6000,komen. Het salaris van den tegenwoordigen secretaris steekt daarbij wel erg af. Spreker wil than6 geen voorstel doen, maar hoopt dat er bij de behandeling van de begrooting rekening mee gehouden zal worden en door het Dag.Bestuur dan voorstellen zullen worden gedaan om het salaris van den Secretaris meer in overeenstemming te brengen met de functie en met de salarissen van andere hoofden van dienst. Spreker is van meening, dat de oudere leden van den Raad zich nog wel zullen herinneren, dat indertijd reeds in dien geest gesproken is. De heer MUSTERS zou willen vragen wat de bedoeling van het betoog van den heer Walder is. De VOORZITTER zegt, dat de vorige gemeentesecretaris behalve zijn salaris nog een inkomen had van 120Ö,als ambtenaar van den Burger lijken Stand, hetwelk voor den Raad herhaalde malen een reden was om daar tegen op te komen. Sprekers meening betreffende den secretaris en^de tegenwoordige salarisverordening is den Raad bekend. Echter heeft spreker en het College van B W in zijn geheel bij het doen van voor stellen aan den Raad ook rekening te houden met de kans of een voorstel door den Raad al of niet zal worden aangenomen, terwijl in sommige gevallen B W voorstellen doen, die zij meenen dat gedaan moeten wor den teneind-e de verantwoordelijkheid voor rekening van den Raad te laten. Uit het betoog van den heer Walder meent spreker te moeten opmaken, dat deze een gedeelte der inkomsten van den ambtenaar van den Burger lijken Stand aan den secretaris wil doen ten goede komen. OVer een dergelijk voorstel kan spreker echter, onvoorbereid als hij daarop is, thans niet verder spreken. Voor een regelmatige behandelingvan deze aangelegenheid is het gewenscht, dat de heer Walder, indien hij daarom trent voorstellen wil doen, deze tijdig en schriftelijk indient waarop dan het College van B W zich kan beraden en den Raad daaromtrent nader kan adviseeren. Spreker is het er mede eens, dat het betoog van den heer Walder in deze niet erg duidelijk is, en de heer Musters dan ook terecht zijn vraag stelde.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1928 | | pagina 132