13.
gemeente, wanneer goed wordt toegezien, dat hare eigendommen in behoor
lijken toestand verkeeren.
Wethouder KIEPE merkt op, dat het de schuld der pachters is, dat die
sluizen in zoo'n slechten toestand verkeeren. Wanneer zij die behoorlijk
hadden onderhouden, zouden zij nu niet zulke groote onkosten voor de
herstelling daaraan krijgen.
Wethouder JUTEN merkt op, dat altijd in de overeenkomsten heeft
gestaan, dat de huurders de binnensluizen moeten onderhouden.- Het
kan dus ook nu geen onbillijkheid zijn, wanneer dit weer in de over
eenkomst wordt opgenomen.
De heer BECHT zegt, dat de heer Belderbos dus geweten heeft, wat
er kwam. Bpreker vraagt echter ook, of de verwaarloozing van die slui
zen niet mede de schuld is van de gemeente, doordat er niet voldoende
controle op het onderhoud werd uitgeoefend? En hoe moet het gaan, wan
neer de heer Belderbos het terrein niet weder inpacht, moet dan de
gemeente of de nieuwe huurder de sluizen herstellen?
Wethouder KIEPE merkt op, dat bij het verlaten van het terrein door
den heer Belderbos, deze de sluizen volgens contract eerst moet herstel
len en in behoorlijken toestand brengen.
De heer MUSTERS vraagt hoe het nu gaat met den grond van Tempelaars.
De VOORZITTER zegt dat B W die aangelegenheid nader zullen over
wegen.
Wethouder JUTEN zegt, nog te moeten rneedeelen, dat de glooiing van
den dijk met straatklinkers wcrdt voorzien met het oog op de verster
king van den dijk.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
VII. VOORSTEL TOT HET VASTSTELLEN VAN EEN REGLEMENT OMTRENT HET VERLEE-
NEF VAN ONDERSTAND EN HET GEVEN VAN CONSENT VOOR KOSTELOOZE GENEES-,
HEEL- EN VERLOSKUNDIGE HULP AAN BEHOEETIGEN DOOR HET BURGERLIJK
ARMBESTUUR.
(Verzameling 1928 No.32).
De heer DEMMERS heeft een kleinigheid naar aanleiding van dit voorstel
te zeggen. Het bevreemdt spreker, dat in art.12 aan den secretaris, die
een betaald ambtenaar is, en geen lid van het College van Regenten,
zoo'n groote bevoegdheid gegeven wordt, dat hij aanvragen om ondersteu
ning direct kan afwijzen. Hij treedt daar dus geheel zelfstandig op.
Een dergelijke bevoegdheid wordt hem ook weer verleend in de artt.17,
19, 22, 23 en 31. Ook artikel 21 is naar sprekers meening verkeerd,
wanneer men dit vergelijkt met de door spreker eerst genoemde artikelen,
daar hier de beslissing in een spoedeischend geval gelegd wordt in han
den van den Voorzitter. Dat zou dan ook op dezelfde wijze geregeld moe
ten zijn als in de voorgaande gevallen, ofschoon spreker van meening is,
dat ook de Voorzitter de beslissing daarover niet moet hebben, herder
staat in art.27, dat de Voorzitter bij strengen of langdurigen winter
de bevoegdheid heeft tot het eens of meermalen doen uitreiken van kolen,
preker vindt dit niet in den haak, en zou dit willen doen beslissen
door den Voorzitter en minstens twee regenten, of door de onderstands
commissie.
Spreker doet het voorstel om an reglement terug te zenden naar het
College van Regenten tot wijziging van deze artikelen.
De heer SIMONS zegt als regent van het Burgerlijk Armbestuur zich
geheel en al te kunnen vereenigen met hetgeen door den heer Demmers is
naar voren gebracht. Spreker merkt op, dat dit reglement door het Col
lege van Regenten is behandeld en goedgekeurd, nadat dit een maand zit
ting had. Er werden toen enkele kleine wijzigingen in het concept aan
gebracht, waarna het werd goedgekeurd in den vorm, zooals het hier thans
voor ons ligt. Het Burgerlijk Armbestuur heeft nu 3 maanden gewerkt en
is dus nu beter op de hoogte van de werkzaamheden, die moeten worden
verricht. Nu kan ook beter geoordeeld worden over de wijzigingen, welke
dit reglement behoeft, en daarom kan spreker zich er geheel mee ver
eenigen om dit reglement terug te zenden aan het College van Regenten
teneinde die wijzigingen aan te brengen, welke ook naar sprekers mee
ning, daarin noodig zijn. Spreker wil nog mededeelen, dat in de vergade
ring van het College van Regenten zich ook twee leden tegen de vaststel
ling van dit reglement hebben verklaard.
De heer VRIENS merkt op, dat door den heer Demmers uit art.12 een
bijzondere bevoegdheid van den Secretaris wordt gelezen. Spreker is het
daarmede niet eens, en leest daaruit slechts, dat in gevallen, waarin