9- De heer SCHEFFELAAR zou een kleine toelichting willen hebben en vragen, of het de bedoeling is om de 60000,voor den aankoop van dit terrein, te halen uit de buitengewone middelen, dus door het aan gaan van een leening? De VOORZITTER zegt, dat waar de gemeente den grond vooreerst nog wel niet zal hebben te betalen, B W deze regeling hebben voorgesteld om daartoe te kunnen overgaan, indien zulks noodig mocht blijken. De heer HARMSEN vraagt, of er een rechtsverhouding bestaat tusschen de bouwvereeniging St.Joseph en de gemeente. Zulks omdat spreker uit de stukken gezien heeft, dat de gemeente het exploitatie-tekort van de bouwvereeniging St.Joseph heeft te dragen. De VOORZITTER zegt, dat die rechtsverhouding inderdaad bestaat, en dat daarbij bepaald is,dat de gemeente en het Rijk tesamen de exploi tatie-tekorten zullen dragen. Het Rijk draagt echter alleen bij in het tekort op die 35 reeds gebouwde woningen, en laat de gemeente voor het overige tekort zitten. De heer HARMSEN vindt dat niet erg «ooi van het Rijk. De VOORZITTER zegt, dat die wantoestand nu eenmaal bestaat en dat dit voor B W mede aanleiding was om met dit voorstel te komen, waardoor daaraan een einde kan worden gemaakt. De heer VERBIEST vraagt, of de thans bedongen prijs de uiterste is. iDe VOORZITTER zegt, dat de eerst gevraagde prijs tweemaal zoo hoog was, zooals ook blijkt uit de ter inzage gelegde correspondentie. Wethouder JUTEN meent dat zijn taak al heel gemakkelijk is gemaakt. Spreker brengt den Raad dank voor de wijze, -waarop het voorstel van B W is aanvaard. Er zijn enkele kleine opmerkingen gemaakt, die echter niet van veel beteekenis zijn. Op de eerste plaats de kwestie van de bouwvereeniging St.Joseph. Waar de Voorzitter reeds heeft toegezegd, dat die regeling t.z.t. aan de goedkeuring van den Raad zal worden onder worpen, kan spreker die opmerking du'a- rustig voorbijgaan. Door den heer Scheffelaar is gevraagd, op welke wijze de kosten van aankoop zullen worden gevonden. Zooals de Voorzitter reeds opmerkte, zal de gemeente die kosten voorloopig nog niet behoeven te betalen. Voor dezen aankoop zal eerst een wetsvoorstel noodig zijn en wanneer dit zal zijn aange nomen en de gemeente dan den koopprijs zal hebben te betalen, is het best mogelijk dat het grondbedrijf dan zooveel kapitaal heeft, dat daaruit die kosten kunner worden bestreden, zoodat dan geen leening noodig zal zijn. De vraag van den heer Harmsen is door den Voorzitter reeds voldoende beantwoord. Wat tenslotte de opmerking van den heer Verbiest betreft over den prijs, zou spreker er op willen wijzen, dat eerst voor een enkel terrein 6^000,werd gevraagd, terwijl nu voor het dubbele terrein slechts 60000,wordt betaald. Spreker meent dat speciaal den Voorzitter van het College hiervoor een woord van dank toekomt. Wat het renteverlies betreft, merkt spreker op, dat men deze berekening gemaakt heeft zooals bij de Domeingronden. Er is een zeker aantal jaren genomen, welke voor den verkoop van die grondën noodig zal zijn, en daarop is dat bedrag gebaseerd. De heer HARMSEN vraagt naar de bedoeling met de exploitatie van dezen grond, of n.l. eerst de Dom- eingronden moeten worden bebouwd en dan deze of beide tegelijk? De VOORZITTER zegt, dat het de bedoeling is om beide terreinen tegelijk in exploitatie te brengen. In elk geval zal met dezen grond gewacht moeten v/orden totdat het desbetreffende wetsvoorstel is aange nomen. Daarna kan de Raad dan nog hieromtrent eene beslissing nemen. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. IV. VOORSTEL TOT HET OVERDRAGEN VAN ALLE BEVOEGDHEDEN EN VERPLICHTINGEN VAN DEN HOOFDOPZICHTER DER GEMEENTEWERKEN AAN DEN DIRECTEUR DER GEMEENTEWERKEN EN TOT HET WIJZIGEN DER BETREKKELIJKE VERORDENINGEN. ENZ. (Verzameling 1J28 N0.9O). De heer SCHEFFELAAR vraagt, of er nu voor den heer van Loon als Adviseur van Gemeentewerken geen instructie gemaakt moet worden? De VOORZITTER zegt, dat dit later met den Directeur van Gemeente werken kan worden besproken. Spreker is echter van meening, dat de heer van Loon als Adviseur geen instructie noodig heeft. De heer HARMSEN acht een'de^gelijke instructie toch wel wenschelijk en vraagt, of er nu voor den Directeur niet een instructie moet worden samengesteld.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1928 | | pagina 115