3-
voerd,me$ den meest mogelijken spoed te doen geschieden. Ook daarvoor
dient hem een woord van dank te worden gebracht.
Eat Burgemeester en Wethouders zeer veel voorloopige voorzieningen
hebben moeten treffen, die geld hebben gekost en die misschien nog meer
zullen kosten, zal spreker den leden wel niet behoeven te verklaren.
Waar echter de goedkeuring van den Raad voor die uitgaven noodig is,
vraagt spreker - en hij is ervan overtuigd, dat zich geen lid daartegen
zal verzetten - machtiging van den Raad en goedkeuring der besluiten,
welke door 3 W voor het treffen van voorloopige voorzieningen zijn
genomen geworden, voor zooverre dit de financieele kwestie betreft.
Spreker vraagt ook machtiging aan den Raad om, voor zoover noodig, met
die werken door te gaan, opdat met den meest mogelijken spoed kan worden
gewerkt aan de noodige herstellingen, voordat met de definitieve voor
ziening wordt begonnen. Voor die definitieve voorziening zullen B W
natuurlijk nog nader bij den Raad met voorstellen komen, het gaat thans
slechts om goedkeuring der reeds gedane uitgaven en voor de uitgaven,
welke voor de voorloopige noodvoorziening nog zullen moeten worden gedaan.
Spreker kan zich begrijpen, dat bij de leden van den Raad het verlan
gen bestaat om naar aanleiding van het voorgevallene en de mededeelingen
van spreker, hier een en ander te zeggen.
Spreker zou echter die leden willen vragen om, wanneer hun opmerkingen
gaan in de richting van critiek en die als een verwijt zou kunnen worden
beschouwd., om op dit oogenblik van herdenking van het leed, dat over ons
en anderen gekomen is, op dit, spreker zou het haast willen noemen
gewijde oogenblik, die critiek niet uit te spreken. Burgemeester en Wet
houders zullen de critiek, die in deze zaak uitgeoefend moet worden,
op de eerste plaats op zichzelf uitoefenen, omdat wij weten, dat uit
hetgeen gebeurd is, wij veel hebben moe.ten leeren. Spreker zou daarom
de leden willen verzoeken hun critiek over deze zaak te willen uitstellen
tot de behandeling der begrooting. Men zou met die critiek ook kunnen
komen, wanneer B W den Raad voorstellen doen tot definitieve voorzie
ning van den dijk. Thans echter is, naar sprekers meening, het niet het
geschikste oogenblik voor het uit spreken van die critiek.
Spreker vraagt dan aan den Raad machtiging en goedkeuring van de uit
gaven, welke door B W voor het treffen van noodvoorzieningen reeds zijn
gedaan, en voor dat doel nog gedaan zullen moeten worden.
De heer VRIENS zeg£ naar aanleiding van het gesprokene van den Voor
zitter geen critiek te zullen uitoefenen. Toch wil spreker een enkele
opmerking maken. Het heeft hem bevreemd, dat men tot herstel van den dijk
is overgegaan, zonder dat men de Commissie van Openbare Werken daarom
trent gehoord heeft. Men had dan kunnen bespreken op welke wijze het
best die herstellingen aan den dijk hadden kunnen geschieden. Spreker
wil hier verder in het openbaar niet over spreken, maar zou toch het Dag.
Bestuur graag een toelichting willen geven over een zaak, die sprekers
goedkeuring niet kan wegdragen. Spreker is het met den Voorzitter eens,
dat het misschien niet wenschelijk is thans critiek uit te oefenen, doch
hij wil toch in het belang van de zaak adviseeren om niet voort te gaan
met het herstelwerk, zooals dit thans geschiedt. Daarover zou spreker,
desnoods in besloten zitting, een toelichting willen geven, teneinde
te voorkomen, dat onnoodig geld wordt uitgegeven.
De heer MUSTERS heeft met genoegen gehoord hetgeen door den Voorzitter
hier naar voren is gebracht, voor wat betreft den dank aan de verschillen
de personen. Spreker zou daaraan echter ook een woord van lof willen
toevoegen aan het College van B W en specmaal aan den Voorzitter, voor
de toewijding en hulp, welke zij-dag en nacht hebben betoond. Spreker
heeft gemeend dit te kunnen zeggen als tolk der slachtoffers.
De heer SCHEFFELAAR zegt, waar hij zeer nauw betrokken is geweest bij
deze ramp, niet anders te kunnen doen dan zijn dank te betuigen aan het
College var Burgemeester en Wethouders, en speciaal aan den Wethouder
van Openbare Werken, die met den meesten spoed er voor zorgde, dat het
water uit sprekers kelder kon worden gepompt en de daardoor geleden
schade kon worden hersteld. Spreker-zegt, dat in dergelijke omstandig
heden men wel zeggen kan, dat de bol half op .hol is en zoo beschouwt
spreker ook de noodvoorzieningen, welke aan den dijk zijn getroffen,en
waarbij direct moest worden ingegrepen. Spreker is ook overtuigd, dat
er op dat werk wel critiek is uit te oefenen, doch spreker wil er daar
tegenover op wijzen, dat men, vooral bij werk onder omstandigheden als
hier het geval was, ook moet bedenken, dat wij allemaal menschen zijn en