20. Spreker vindt het,zooals reeds is opgemerkt,inderdaad eigenaardig, dat het verzoek van Snepvangers om schadevergoeding pas gekomen.isnadat deze zaak in den Raad ter sprake is geweest en nu "blijft voor spreker de vraag,of Snepvangers een geloofwaardig man is of niet.Als Snepvan gers een geloofwaardig man is,dan moet men hem niet geven een schade vergoeding van 75,maar de volgens den heer Musters'berekende 300,- of toch minstens de door Snepvangers gevraagde 150,Spreker begrijpt dan ook niet,waarom/de meerderheid voorgesteld wordt om nu maar 75* te geven. door Spreker blijft er overigens bij,dat het gemeentebestuur in deze niet nalatig is geweest en er geen reden is om Snepvangers eenige schadever goeding te geven. Wethouder JUTEN merkt op,dat de heer Walder gesproken heeft naar sprekers geest,waar het zijn bedoeling is een schadevergoeding te geven uit billijkheidsoverwegingen.Waar Snepvangers niet een erg ontwikkeld man is,acht spreker het zeer verklaarbaardat hij zich tot andere personen gewend heeft,die de partij voor hem hebben opgenomen,daar het toch niet aangaat,dat een ingezetene door het gemeentebestuur bena deeld wordt.Niemand dacht er indertijd aan,dat deze koop niet door Ged. Staten zou worden goedgekeurd en de mededeeling is aan Snepvangers dan ook slechts gedaan,dat de *l.oop "hoogst waarschijnlijk" niet zou door gaan De heer VRIENS acht dit niet juist.Uit den brief van den heer Assel- bergs blijkt,dat in September aan Snepvangers werd kennis gegeven,dat de koop hoogst waarschijnlijk niet zoo doorgaan,terwijl in October door notaris Peree,die daartoe door B W was gemachtigd,aan Snepvangers definitief is medegedeeld,dat van deze zaak niets komen kon. Wethouder JUTEN zegt,dat B W in beide gevallen een slag om den arm hielden,om dezen '.an aan de lijn te houden,hetgeen spreker onjuist acht en op welken grond spreker dan ook een schadevergoeding wil toekennen. Door de debatten in de vorige vergadering bij de behandeling van deze aangelegenheid,stond Snepvangers ook sterker om een schadevergoeding te vragen. Wat betreft de onaangenaamheden door den heer Becht gelanceerd ten opzichte van dat briefje van den notaris,wil spreker wel mededeelen, dat hij zich oorspronkelijk dat briefje werkelijk niet herinnerde,doch toen later Snepvangers hem mededeelde,dat briefje aan hem te hebben gegeven,heeft spreker het bij het nazien dan diverse papieren,welke in zijn brandkast waren opgeborgen,inderdaad daarbij gevonden.Ofschoon spreker zelf niet de minste waarde hecht aan dat briefje,daar het door een bediende van den notaris is geschreven,heeft spreker den heer Becht toen medegedeeld,dat hij dat briefje had gevonden. De heer BECHT zegt,dat hij moeilijk kan aannemen,dat de heer Juten dat briefje in zijn brandkast heeft geborgen.De heer Juten ontkent wel alle waarde aan dat briefje,doch spreker meent,dat toch elke notaris verantwoordelijk is voor de daden van zijn personeel,en bovendien vraagt spreker zich af,waarom de heer Juten dat waardelooze briefje dan in zijn brandkast opborg Wethouder JUTEN merkt op,dat hij toch zelf moet weten,welke papieren hij in zijn brandkast wil opbergen. Spreker is van meening,dat met Snepvangers niet mag worden gesold, omdat het maar een eenvoudig man is.Als het een vooraanstaand man was, die zijn recht zou weten te halen,dan zou de gemeente wel voor een groo- ter bedrag aansprakelijk gesteld worden en het zou spreker niet verwon deren, als de gemeente dan ook alles had moeten betalen. Dat spreker in het college van B W voor een schadevergoeding van 75)gestemd heeft,komt omdat er anders drie meeningen geweest zouden zijn,daar de Voorzitter tegen het geven van eenige schadevergoeding was,wethouder van As 75)wilde geven en spreker het gevraagde bedrag wilde toestaanTeneinde eenig resultaat te bereiken,heeft spreker zich toen tenslotte uitgesproken voor het geven van een schadevergoeding van 75, De heer SCHEFFELAAR protesteert tegen de uitlating van den heer Juten, die de zaak thans zoo verdraaiC,alsof de Raad de arme menschen zou ver drukken. Spreker zegt,dat de gewone man hier niets minder geteld wordt dan wie ook,maar Snepvangers is in werkelijkheid niet zoo'n arm boertje, als het hieT wordt voorgesteld. Snepvangers is wel degelijk een gaar mensch,die voldoende met den toestand der zaken op de hoogte is.Spreker meent dan ook,dat het niet aangaat onder deze omstandigheden een vergoeding te geven.Als Snepvan gers schade geleden heeft,dan moet hij die maar zien te verhalen op

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1928 | | pagina 93