19- De heer VERBIEST was ook aanvankelijk van meening,dat Snepvangers schadeloos gesteld diende te ?/orden. Spreker heeft zich echter precies op de hoogte willen stellen en is daarom naar notaris Perée gegaan, die hem heeft aangetoond,dat er niets onregelmatigs gebeurd is,en dat de gemeente in geenen deele tot eenige schadeloosstelling verplicht is. De heer HARMSEN zegt,dat bij de vorige bespreking van deze zaak door den heer Musters werd voorgesteld om aan Snepvangers 300,-- schadevergoeding te geven,waartegenover spreker toen voorstelde dit bedrag op 100,te bepalen.Na hetgeen spreker echter nader over deze zaak heeft vernomen,kan spreker dit standpunt niet langer innemen en verklaart hij zich tegen het geven van eenige schadevergoeding. De heer MUSTERS wil er even op wij zen,dat hij oorspronkelijk voor gesteld heeft om 300,vergoeding te geven,omdat hij zijn bereke ning van de schade voor Snepvangers gemaakt had over twee jaren. De VOORZITTER begint met op te merken,dat hij ook de eer heeft te behooren tot de minderheid in deze.Spreker is echter in dit groot gezel schap van menschen,die allemaal hun goed hart willen toonen,bang,dat ook hij neiging krijgen zal om,ter tegemoetkoming in de schadeloosstel ling, er een schepje bij te doen,doch als spreker dan weer overweegt, hoe de "ijzeren noodzaak" tot bezuiniging dwingen moet,is spreker huiverig voor elke uitgave uit de gemeentekas,vooral als er,zooals in dit geval,geen enleele grond - ook niet van billijkheid - aanwezig is,om aan Snepvangers de gevraagde vergoeding te geven.Een der voor waarden voor de overeenkomst was de goedkeuring van Ged.Staten,zonder welke de verkoop niet kon doorgaan.Waar de heer Asseltergs in dien tijd als wethouder van Openbare Werken met deze zaak belast was,heeft spre ker aan dezen een schriftelijke uiteenzetting gevraagd van het verloop van deze zaak voor zoover de heer Asselbergs zich dat nog herinneren kon.Spreker heeft toen van den heer Asselbergs een schriftelijkrelaas omtrent de toedracht dezer zaak ontvangen,welk schrijven door spreker wordt voorgelezen.Deze brief luidt als volgt: "In de vergadering van den Gemeenteraad te houden op Donderdag 26 April "zal o.m. in behandeling komen het verzoek van A.Snepvangers te Bergen- "op-Zoom om een schadevergoeding van 150,Voorgesteld wordt adres sant een schadevergoeding van 75toê te kennen. "Het komt mij voor,dat het nuttig kan zijn,mede ter voorkoming,dat uit "een eventueele toekenning der voorgestelde schadevergoeding de gevolg trekking zou kunnen worden gemaakt,dat Snepvangers indertijd onbillijk "werd behandeld,U het volgende ter kennis te brengen. "Ultimo Mei 1926 kocht de gemeente van A.Snepvangers een perceeltje "weiland gelegen aan de Moerstraatschebaan,onder voorbehoud der goed- "keuring van heeren Ged.Staten van Noordbrabant. "Op dit voorbehoud,de goedkeuring door Ged.Staten,werd Snepvangers bij "het opmaken der voorloopige koopacte reeds met nadruk gewezen.Toen "goedkeuring uitbleefkwam Snepvangers ultimo September 1926 bij mij "informeeren of de verkoop al of niet zou doorgaan.Aangezien ik toen "reeds weinig hoop koesterde op een goedgunstige beschikking van Ged. Staten,deelde- ik Snepvangers mede,dat er hoogst waarschijnlijk van "den verkoop niets zou komen en beloofde hem deze zaak in het College l'van B w te zullen bespreken. "In een der eerstvolgende vergaderingen van B W werd ik gemachtigd "aan Snepvangers mede te deelen,dat zijn perceel weiland niet zou worden gekocht. "Ultimo October 1926 heeft notaris Peree daartoe door mij namens B W. gemachtigd,Snepvangers op zijn kantoor medegedeeld,dat de koop niet tot stand kon komen,er aan toevoegende,dat,wanneer door een onverwachte "wending der onderhandelingen toch nog tot aankoop zou worden overgegaan "de gemeente bereid was de ingebrachte meststoffen en verdere waarde "alsdan behoorlijk te vergoeden.Er kon dus voor adressant geen sprake "zijn van een toestand van onzekerheid. "Wanneer dus werkelijk door Snepvangers schade is geleden,dan is zulks "toch zeker niet te wijten aan het feit,dat adressant niet volkomen "en tijdig op de hoogte werd gebracht van den gang van zaken. "Het ie dan ook wel opmerkelijk,dat Snepvangers eerst na het gesprokene "in de raadszitting van 2f Januari 1928,dus ruim een jaar later aan leiding heeft gevonden tot het vragen eener schadevergoeding. "Ik heb gemeend goed te doen U met vorenstaande in kennis te stellen, "opdat Uw Raad met kennis van zaken en met een juist oordeel over deze "aangelegenheid^ zijne beslissing zal kunnen nemen."

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1928 | | pagina 92