HÜ
16.
Wat betreft het schrijven van het Administratiekantoor Ketwich
en Voomberg te Amsterdam over het vervallen der rente,heeft spreker
den oud-ontvajger gehoord,doch deze wist er niet meer van,dan dat hij
de brieven aan den Secretaris gegeven heeft,terwijl ook van het
schrijven,gericht aan het Burgerlijk Armbestuur niets meer te achter
halen was.Zoolang spreker den toestand dan ook niet juist kende,kon
hij bij den Raad niet komen om een Burgerlijk Armbestuur samen te
stellen,terwijl voor een spoediger ingrijpen niet eerder de gelegen
heid was tengevolge van de andere onregelmatigheden.
Spreker komt dan aan de opmerkingen gemaakt door den heer Simons,
die gemeend heeft in het prae-advies eenige terechtwijzingen te
hebben gevonden aan het adres van de voorstellersDit is echter on
juist.Er is hier geen sprake van terechtwijzingen,maar van gemoti
veerde opmerkingen van Burgemeester en WethoudersWat betreft de be
kwaamheid van den persoon,die het initiatief-voorstel en verordening
heeft samengesteld,daarover kan spreker niet oordeelen,omdat hij dezen
niet kent.Wel zou spreker willen opmerken,dat hij zelf in deze wel
eenigszins als deskundig kan worden beschouwd,als men in aanmerking
neemt,dat spreker gedurende 10 jaar lid en Voorzitter is geweest van
het Burgerlijk Armbestuur te Rotterdam,waar op dit gebied wel iets
meer te doen was dan te Bergen op Zoom.
Wat de opmerking van den heer Simons betreffende dat bedrag van
4-000,aangaat,zegt spreker,dat het niet mogelijk is,dat het Alge
meen Burgerlijk Armbestuur die gelden maar verdeelt onder de parti
culiere instellingen en zich verder niets van de armenbedeeling aan
trekt. Dit zou in strijd zijn met de Armenwet.Als er door iemand onder
stand gevraagd wordt bij het armbestuurwaarop hij overeenkomstig zijn
godsdienstige gezindheid is aangewezen,dan kunnen deze bestuurders
dien onderstand weigeren,als zij meenen,dat de betrokkene niet bij
hen thuis behoort,ofwel het Bestuur geen middelen ter beschikking
heeft,doch dan is het Burgerlijk Armbestuur verplicht voor onderstand
te zorgen.Spreker zou van den tijd,dat hij Voorzitter van het Burger
lijk Armbestuur te Rotterdam was,legio briefjes kunnen toonen van
particuliere armbesturen,waarin deze kennis geven,dat aan bepaalde
personen geen onderstand kan worden verleend,omdat zij niet tot de
kerk van het betrokken armbestuur behooren.Dergelijke personen kunnen
zich dan wenden tot het Algemeen Burgerlijk Armbestuuren dit kan
hen niet zoo maar afwijzen,daar de betrokkenen zich dan zeer zeker
zouden kunnen wenden tot het College van B W en zelfs tot de Kroon.
Spreker verwacht,dat de Raad er goede nota van genomen heeft,dat
het in de bedoeling ligt om het reglement voor onderstand niet vast
te stellen,voordat de personen,die het Burgerlijk Armbestuur zullen
uitmaken,daaromtrent hunne meening hebben gezegd.Dit reglement komt
bus eerst na de benoeming der personen in den Raad.Met het oog op
het verballen van den eerstkomenden rente-termijn,is het wenschelijk,
bat het Algemeen Burgerlijk Armbestuur spoedig geformeerd wordt,anders
zou men weer voor het geval komen te staan,dat die rente niet kan
worden geïnd,omdat er geen gevolmachtigden zijn.
Wat betreft het verleenen van onderstand zoowel aan Katholieken
bis aan niet-katholieken,kan spreler mededeelen,dat in deze wel degelijk
boor de particuliere instellingen van weldadigheid met het Gemeente
bestuur is samengewerktSpreker haalt hieromtrent het geval aan van
een niet-Katholiek,die door samenwerking van het Armbestuurwaarop
hij aangewezen was,en het Gemeentebestuur aan een flinkentrekhond
werd geholpen.
De heer WALDER zegt,dat alleen het lang uitblijven van de behande
ling van deze zaak hem tot de door hem gedane uitlating heeft gebracht,
hetwelk hij dan nu als een zacht verwijt aan den Voorzitter verzoekt
te beschouwen.Spreker vindt het heel goed,dat de Voorzitter hier een
overzicht geeft van den staat van zaken,zooals hij die gevonden heeft
en spreker gelooft ook wel dat,als we de administratie van 25 jaar
terug eens goed konden nagaan,er dan nog wel meer voor den dag zou
komen.Het doet spreker genoegen,dat de Voorzitter de zaak zoo ver heeft
opgehelderd,al had dit naar zijn meening wel een beetje eerder kunnen
geschieden.
De VOORZITTER merkt op,dat de heer Walder daar niet over oordeelen
kan,omdat de heer Walder niet in den warwinkel van malversaties en
achterstand gezeten heeft en spreker wel.
A