11. Voorzitter - "besloten hebben óm geen schriftelijk prae-advies te geven en daarvan mededeeling te doen aan den Raad.Men zou zijn standpunt dan in den Raad kunnen verdedigen.Wethouder van As had toen nog de hoop, dat zijn stem dan in orde zou zijn en hij zijn meening zou kunnen zeggen, zooals de Voorzitter het nu gedaan heeft.Ook dit echter heeft niet mogen zijn en daarom heeft de heer van As zich schriftelijk tot de Raadsleden gewend en hun zijn persoonlijke meening aldwts kenbaar ge maakt Spreker wenscht dan nog enkele opmerkingen te maken naar aanleiding van hetgeen de Voorzitter gezegd heeft over het indienen van requesten bij Ged.Staten in 1925 en 1926.Spreker vindt het opvallend dat,toen de Raad in 1925 van een andere samenstelling was,de bezwaarschriften der minderheid nooit of te nimmer gehoor vonden bij Ged.Staten.Spreker heeft persoonlijk meermalen een bezwaarschrift ingediend en het is hem opgevallen,dat daaraan nooit gehoor gegeven is.Nu er echter een andere Raadsmeerderheid is,wordt aan een bezwaarschrift der minderheid direct gevolg gegeven,evenals in den tijd,toen die minderheid nog meerderheid was. Door den Voorzitter is ook naar voren gebracht de wijze waarop het voorstel tot verhooging van pensioensaftrek is aangenomen,maar spreker gelooft,dat het'ook wel eens aardig zijn zou aan Ged.Staten precies mede te deelen,hoe daarbij de stemmenverhouding S - bereikt is geworden. Gezegd is ook,dat op de electriciteit niet die groote winst wordt gemaaktspreker weet dat niet zoo precies,maar als spreker nagaat, dat nog pas met de Bie een contract is afgesloten,waarbij de prijs is vastgesteld op 7 cent per X.W.U.terwijl alle andere menschen 30 cent betalen,dat vraagt spreker zich af,of men dan op de levering van electriciteit aan de 3ie toelegtSpreker is van meening,dat op de electriciteit een bruto winst gemaakt wordt van bijna 50$>. De heer KISPE zegt met belangstelling te hebben geluisterd naar het betoog van den Voorzitter.Spreker had dit pleidooi werkelijk een betere zaak waardig gevonden.Wanneer de Voorzitter een dergelijk pleidooi zou hebben gehouden voor vermindering der belasting,dan gelooft spreker, dat dr misschien ook geen 5% geheven zou behoeven te worden.Wat den..,, electriciteitspri js betreft, zou spreker willen opmerken, dat deze beslist nog lager moet worden,want ook de prijs van 30 cent is voor vele men schen nog veel te hoog,vooral voor de zakenmanschen.Voor wat aangaat de opsomming van den Voorzitter betreffende den pensioensaftrek in verschillende kleine plaatsen,zou spreker het aardiger gevonden hebben, als de Voorzitter daarbij ook had opgegeven de salarissen welke daar worden uitgekeerd.Het is spreker n.l. bekend,dat dergelijke kleine plaatsen de salarissen reeds tot een minimum beperkt hebben,waardoor er niets meer af kan voor pensioensverhaal.Wanneer daar echter de sia- rissen zoo hoog waren als hier,dan gelooft spreker,dat men in die plaat sen ook wel den zelfden weg zou bewandelen als hier.En dat de salaris sen hier werkelijk hoog zijn,blijkt volgens spreker wel uit het feit, dat voor de betrekking van havenmeester een honderdtal sollicitanten zijn. Spreker blijft er dan ook bij,dat; men het voorstel van Ged. Staten niet kan aannemen. De heer SCHEFFELAAR meent,dat hij den heer Juten heeft hooren zeggen, dat er een adres is verzonden namens de minderheid van den Raad. Wethouder JUTEN zegt die bewering hersteld te hebben. De heer MUSTERS vraagt of de Voorzitter zich niet vergist heeft, toen hij sprekers naam noemde.Spreker heeft den naam van den Voorzitter niet eens genoemd,toen hij vroeg of de meerderheid van het Dag.Bestuur niet gehoord was door Ged.Staten. De VOORZITTER merkt op,dat dit verband hield met het niet-officieele stuk,dat de heer Musters te berde bracht. De heer WALDER zegt dat,hoewel het betoog van den Voorzitter in hoofdzaak in sprekers geest valt,hij toch niet kan nalaten eenige kleinigheden te zeggen over een onjuiste voorstelling van zaken.Op de eerste plaats is spreker van meening,dat elk lid van den Raad het recht heeft om bij Ged.Staten in beroep te gaan,als een genomen Raads besluit naar zijn meening niet in het gemeentebelang is.Verder heeft de Voorzitter nu wel veel goeds aan het adres van Ged.Staten gezegd, maar sprekerzou toch billen opmerken,dat hij daar heel anders tegen aankijktspreker heeft dit College 4 jaren van nabij meegemaakt als lid van de Provinciale Staten,en heeft er niet zoo'n hoogen dunk van, vooral niet na hetgeen spreker er zelf van ondervonden heeft en na fll

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1928 | | pagina 84