7 Door den heer Klepe is opgemerktdat bij de Rijksambtenaren ook de verhoogde pensioensaftrek is toegepast en dat deze er genoegen mee genomen hebben. Spreker ontkent dit en zou den heer Eiepe willen vragen eens een ambtenaar aan te wijzen,die met dien aftrek genoegen heeft genomen of eenig blad te noemen,waar in dit verkondigd wordt. Spreker is ook voor belastingverlaging en v/anneer hiertoe kan worden overgegaan,zal hij er ook sterk voor zijn,maar als dat moet gebeuren door een deel van het salaris van de ambtenaren af te trek ken,dan vindt spreker dit niet juist en wordt de verdeeling der lasten onbillijk. De heer VERBIEST zou vallen vreten,wat er gebeurt wanneer het voor stel van Ged.Staten door den Raad niet wordt aangenomen. De heer SCHEEEELAAR sluit zich aan bij den heer Harmsen.en zal ook voor het voorstel van Ged.Staten stemmen. De heer DIKLAED merkt op,dat Ged.Staten het recht hebben niet alleen over de rechtmatigheid,maar ook over de doelmatigheid van een besluit te oordeelen. Vanneer zij een besluit niet doelmatig vinden, is het hun plicht dit niet goed te keuren. Waar ook spreker het ge nomen besluit niet doelmatig vindt,zal hij voor het voorstel van Ged. Staten stemmen. De heer KIEB5T meent nogmaals te moeten opmerken,dat hij het idee heeft,dat er van zekere zijde geprotesteerd is tegen dit besluit,en dat het door Ged.Staten genomen is op aandrang der ambtenaren.Spreker is van meening,dat de Rijksambtenaren zich hebben geschikt naar de regelingendie ten opzichte van het pensioensverhaal getroffen zijn, omdat zij er in hun hart van overtuigd waren,dat die regelingen billijk zijn. Door Ged.Staten wordt nu wel aangehaalddat deze be sluiten zijn genomen om de begrooting kloppend te maken in verbond met de electriciteitsverlaging,doch niets is minder waarDe electri- ci tei tstarie ven waren veel te hoog voor deze gemeente en het was voor de neringdoenden dringend noodig,dat ze verlaagd werden. De heer MUSTERS vraagt of het waar is,dat de meerderheid van het Do.g .Bestuur in deze kwestie niet gehoord is door Ged.Sto.ten. Spreker heeft dat tenminste gelezen. De VOORZITTER vraagt den heer Musters,of hij dit in een officieel stuk gelezen heeft. De heer MUSTERS zegt,dat het niet een officieel stuk was. De heer MOURER vreest dat, v/anneer thans op het voorstel van Ged. Sto.ten wordt ingegaan, de Raad spoedig niets meer zal hebben tc ver tellen. Spreker zal dan ook tegen het voorstel van Ged.Sto.ten stemmen. De VOORZITTER begint met de opmerking dat,wanne er hij het ooit betreurd heeft over een beslissing van Ged. S to. te n, v/e lke den Rao.d wordt voorgelegdzijn meening te moeten zeggen op een andere wijze dan het College vo.n Burgemeester en 7/ethouders verplicht was te doen,n.l. door een prae-advies te gevenspreker dit tho.ns vooro.l betreurt. Spreker kan niet zeggen,dat het opzettelijk of bij wijze van sabotage onmogelijk is gemaakt om een prae-advies van B J in deze ao.ngelege nhe id uit te brengen omdo. t spreker niet kan beoorde elen de inwendige roerselen van de personen,die geroepen waren dit pro.e-advies somen te stellen,maar wel weet spreker,dat B V1 verplicht waren een prae-advies te geven en dat dit prae-advies is weggebleven onder om standigheden, die den indruk wekken,alsof men de taak en den plicht van B 77 heeft willen saboteeren. Men v/eet,dat spreker nooit vreest met een politieken tegenstander in een politiek steekspel den degen te kruisen en daarom vindt spreker het jammer,dat zijn politieke tegenstander in deze zaak door zijn physieken toestand niet in staat is voor zijn aandeel te doen,wat hij in andere omstandigheden wel zou kunnenMaar niet tegenstaande deze ongunstige physieke omstandigheden van dien tegenstander, voelt spreker zich verplicht den Raad mededeeling van zaken te doen. Dinsdag voor acht dagen,dus 10 dagen geleden,is in het college van Burgemeester en Wethouders het besluit gevallen,dat een prae-aavies aan den Raad zou worden gegeven betreffende dit Vp advies de meening van de meerderheid en de minderheidv&n het College schriftelijk zou worden neergelegd. Spreker heeft de geheele week zitten wachten en telkens ^en Secretaris gevraagd,of de meening van de meerderheid van e g' nog niet was ingekomentelkens echter tevergeefs, .e a

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1928 | | pagina 81