7- waarin werd medegedeeld,dat het "besluit niet kon worden goedgekeurd. Burgemeester en Wethouders gaven echter van dit "besluit noch kennis aan den Raad,noch aan den betrokkene,terwijl ook aan Ged. Staten geen antwoord werd gegeven. Alles "bleef maar liggen, en daar aan Snepvangers geen enkele mededeeling werd gedaan,verkeerde deze steeds nog in de meening,dat het terrein verkocht was.Ook voor 1927 liet men Snepvan gers in het onzekere en deze is toen, of schoon reeds te laat"begonnen om het "betrokken terrein te bewerken. Doordat hij daarmede echter te laat begonnen is,heeft hij er nog nauwelijks de helft van kunnen afha len in vergelijking met hetgeen deze grond anders had kunnen opbrengen. Verder heeft Snepvangers ook nog schade geleden,doordat hij dezen grond niet verder in cultuurstaat heeft kunnen brengen.Volgens spreker's schatting kan deze/6ngeveer 75*- pe1' jaar bedragen,hetgeen voor de twee jaren,dat Snepvangers het gebruik van den grond heeft moeten mis sen, een bedrag van 150,- maaktSpreker laat dan andere schade,welke Snepvangers door deze zaak heeft gehad,buiten beschouwing. Of het wettelijk is dat aan Snepvangers een schadevergoeding wordt toegekend,weet spreker niet,doch moreel acht spreker de gemeente ver plicht om aan Snepvangers eenige schadevergoeding te geven omdat deze man niet op tijd gewaarschuwd is. schade Volgens verklaring van Snepvangers zou notaris Perée hem hebben me degedeeld, dat er van den verkoop van het terrein wel niets meer zou komen,en dat hij waarschinlijk wel eenige schadeloosstelling zou krij gen. Op grond van dit alles zou spreker het voorstel willen doen,om aan de intrekking van het Raadsbesluit tevens te'verbinden de voorwaarde, dat aan Snepvangers een schadevergoeding wordt toegekend en wel tot een bedrag van 300,-. De heer KIEPE wijst er op,dat Snepvangers een ongeletterd man is, die niet zoo dikwijls iets verkooptDaarom kan spreker zich wel voor stellen, dat deze man,nadat hij het contract get eekend had,in de volle overtuiging verkeerde,dat die grond verkocht was.Er werd hem verder geen bericht over deze zaak gedaan en Snepvangers had geen reden om aan het doorgaan van den verkoop te twijfelen.Spreker is ook van mee ning, dat aan Snepvangers een redelijke schadevergoeding moet worden toegekend en nan zich met het voorstel van den heer Musters vereenigen. De heer LOOS meent,na het gesprokene van den heer Musters,over deze zaak niet veel meer te moeten zeggen.Spreker onderschrijft volkomen hetgeen door den heer Musters over deze zaak is opgemerktSpreker wil tot intrekking van het raadsbesluit medewerken,wanneer tegelijkertijd besloten wordt om aan Snepvangers een schadevergoeding te geven.Deze man is door deze zaak erg gedupeerdjnaar spreker vernam,had Snepvan gers den grond nog aan een ander kunnen verkoopen,doch kon daarop niet ingaan,omdat hij steeds in do meening verkeerde,dat de grond aan de gemeente verkocht was.Spreker herhaalt,dat hij zijn stem aan het voor stel tot intrekking wil geven,mits tevens besloten wordt om een billij ke schadevergoeding te beven. De heer VRIENS heeft ook de stukken op deze kwestie betrekking heb bende celezen en daaruit geconstateerd,dat in het koopcontract wel degelijk de bepaling is gemaakt,dat Ged.Staten het besluit tot verkoop van den grond moeten goedkeuren.De bewering dus,als zou Snepvangers daar niets van geweten hebben,gaat volgens spreker niet op,want hij had het in het contract kunnen lezen. Spreker deelt mede,dat Snepvangers ook bij hem is geweest en hem toen vertelde,dat hem was medegedeeld,dat de grond in November 1926 zou worden aanvaard. Of schoon spreker met het landbouwvak niet best op de hoogte is,weet hij toch wel,datwanner die ürond in November zou worden aanvaard,men in dat jaar niet veel opbrengst van dien grond meer zal kunnen hebben.Spreker acht het gezegde van Snepvangers,dat hij ook over 1926 schade zou hebben gehad,geenszins juist.Als lid van de Commissie van Openbare Werken heeft spreker in 1926 het betrokken stuk grond gezien,hetwelk voor het grootste gedeelte uit weiland en slechts voor een klein deel uit bouwland bestaat.Op dit laatste stuk stond toen nog rogge.Wanneer men nu aanneemt,dat Snepvangers deze rogge er nog heeft kunnen afhalen,en men bedenkt,dat de rest eiland is,dan zal men begrijpen, dat er van schade over dat jaar moeilijk.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1928 | | pagina 7