5- III. HERSTEMMING OVSR HET VCCFSTEI 'MN BURGEMEESTER EK WETHOUDERS TOT VERHOOGING VAN HET PENSluELÜVERHAAL TOT 84 (Verzameling 1927,110.165). (Over dit voorstel hebben in de vergadering van 2S December I927 de stemmen gestaakt). De heer DE JONG zegt,dat hij in de vorige vergadering niet aanwezig kon zijn,en vraagt, of hij zijn stem alsnog kan motiveeren. De VOORZITTER had dit verzoek van den heer de Jong verwacht en spre ker geeft als zijn meening te kennen,dat niet meer voor of tegen een voorstel mag gesproken worden,als dit in stemming is gebracht.Ten over- vloede heeft spreker nog enkele commentaren van specialiteiten op dit geoied 0eraadpleegd, als Oppenheim,en van Loenen e.a. waaruit bleek, dat de meeningen hierover uiteenloopen.Bij de stemmingen in de Tweede Kamer echter is het,zooals spreker uit ondervinding weet,niet gebruike lijk. Spreker zou ook andere leden niet kunnen weigeren om nog over dit voorstel te spreken,indien hij zulks den heer de Jong toestond.Om deze reden ontraadt spreker den heer de Jong om zijn stem te motiveeren,te rneer waar de meening van den heef de Jong in deze kwestie toch reeds voldoende bekend is uit het verslag van de vergadering voor het Geor ganiseerd Overleg. De heer DE JONG had niet de bedoeling de debatten over dit voorstel te heropenen,en waar dit de consequentie zou zijn van het toestaan van zijn verzoek,vereenigt hij zich met de meening van den Voorzitter en ziet van de motiveering van zijn stem af. Het voorstel wordt hierna in stemming gebracht en aangenomen met 9 - ^stemmen. Voor stemden de heeren Musters,Loos,Kiepe,Vriens,Juten,van As, Si mons, gemmers en Mourer. Tegen stemden de heeren Walder,de Jong,Kruize,Dikland,Becht,Harmsen Scheffelaar en Verbiest. IV. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT WIJZIGING VAN DE GE- MEENT EBEGROOTING VOOR HET DIENSTJAAR 1928. De heer WALDER is van meening,dat de Gemeenteraad de beslissing heeft over het al of niet toetreden van de gemeente als lid eener ver- eeniging,en dat dit lidmaatschap voortduurtzoolang daarvoor een post op de begrooting is uitgetrokken.Als de post echter door den Raad niet meer op de begrooting geplaatst wordt,komt daarmede volgens spreker, het lidmaatschap ook te vervallen. De VOORZITTER beaamt,dat de Raad over dergelijke lidmaatschappen de beslissing heeft,doch de post kon hier niet van de begrooting wor den afgevoerd,omdat het lidmaatschap niet tijdig - i.e. drie maanden tevoren - is opgezegd.Moreel is de gemeente dus verplicht den post alsnog te handhaven.Mocht de Raad toch besluiten om het lidmaatschap de beeindigen,dan zou de gemeente tot 1 Maart,op welken datum de nieu we Bioscoopwet in werking treedtzonder filmkeuring zitten,hetgeen toch een ongewenschte toestand zou zijn. De heer KIEPE deelt de meening van den heer Walder.Spreker ziet er geen bezwaar in,dat het lidmaatschap der Vereeniging voor gemeenschap pelijke filmkeuring reeds nu wordt opgezegd.De nieuwe Bioscoopwet treedt reeds zeer spoedig in werking en de Voorzitter heeft,als hoofd der Politie,toch altijd nog het recht om films toe te laten of te wei geren.Bovendien meent spreker,dat ook de bioscoopexploitanten zelf wel zoo wijs zullen zijn om er zich niet aan te wagen,dat een of andere film zou kunnen worden afgekeurd,want daarvan zouden zij zelf het meeste nadeel hebben. De VOORZITTER zegt,dat het recht van toelating of weigering van een film hem volgens de Bioscoopwet slechts in beperkte mate is toegekend. Spreker ontraadt ten sterkste om den post van de begrooting af te voe ren, daar er dan tot 1 Maart geen filmkeuring voor deze gemeente be staat Spreker zou willen adviseeren den post te handhaven en wanneer in Maart a.s. de plaatselijke commissie benoemd is,kan deze t.z.t. ad viseeren, of de keuring via de vereeniging voor gemeenschappelijke film keuring nog langer gewenscht is of niet. De heer WALDER acht het bezwaar,dat er geen filmkeuring zou zijn in dien overgangstijd,gering,daar dit toch slechts voor den duur van de,nog wel korte,maand Februari is.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1928 | | pagina 5