19-
doch niet de "betrekking ophef ten. Spreker heeft bi j de behandeling in het
College daaraan niet gedachtanders had hij er op kunnen wijzen, dat
burgemeester en Wethouders over de continueering van de betrekking geen
beslissing konden nemen.Spreker zou willen voorstellen om op het voorstel
van den heer Vriens in te gaan,en Burgemeester en Wethouders te machtigen,
óf uit te noodigen om de rapporten over deze zaak aan den Raad over
te leggen en den tegenwoordigen functionaris te verzoeken alsnog 3 maan
den zijn functie te blijven v.aarnemen onder dezelfde voorwaarden en op
dezelfde wijze als tot nu toe is geschied.
De heer SCHEFFELAAR was verwonderd,dat de heer Vriens deze vragen
stelde,en het bevreemde hem nog meer,dat deze zaak nog niet in orde is,
waar er toch reeds verschillende malen over gesproken werd.Door den Raad
is indertijd besloten om den Dienst van Openbare Werken tot een afzonder
lijk bedrijf te maken en er een Administrateur aan te verbinden,en of
schoon spreker nu geen lid meer is van de Commissie van Openbare Werken en
dus niet meer zoo precies weet,hoe daar alles gaat,weet spreker als lid
van de Commissie voor het Grondbedrijf toch,dat alles veel beter gaat,
sinds de administrateur in dienst is.Spreker kan niet begrijpen,dat nu
plotseling deze betrekking overbodig is geworden,waardoor die dienst
weer in disorde zou worden gebrachtSpreker steunt dan ook het voorstel
van den heer Vriens om den Raad van deze aangelegenheid volledig op de
hoogte te stellen,alvorens in deze een beslissing genomen wordt.
De heer VRIENS wil na de toelichting van den heer Juten nog opmerken,
dat het hem opgevallen is,dat de wethouder van Openbare Werken reeds na
M- of 5 maanden zoover in den dienst is ingewerkt,dat hij kan zeggen,of
een administrateur overbodig is of niet.Spreker heeft vroeger ook de ad
ministratie van Openbare Werken gezien en moet dan toch opmerken,dat
men vroeger niet ineens kon zien,waarop onkosten moesten worden verhaald,
en altijd zat men voor moeilijkheden bij het ontwerpen der begrooting..
Ook vorig jaar werd de begrooting in de Commissie behandeld en het viel
spreker daarbij op,hoe goed de administrateur in zijn taak bleek inge
werkt te zijn,en direct de noodige inlichtingen kon geven,zoodat er
heelemaal geen moeilijkheden bij het ontwerpen der begrooting voorkwamen
niettegenstaande er vorig jaar nog wel twee begrootingen moesten worden
klaar gemaakt.Het komt spreker dan ook voor,dat de administrateur voor
dezen dienst niet meer kan worden gemistSpreker kan ook niet begrijpen
welke motieven er zijn geweest om tot opheffing van deze betrekking
te komen.Immers wanneer men nagaat,dat binnenkort ook de dienst der
gemeente-reiniging onder de loupe moet worden genomen,dan zal men toch
begrijpen,dat een administrateur nu niet gemist kan worden.De heer Ju
ten zal toch ook weivee1 van de cijfers en gegevens in zijn rapporten
te danken hebben aan het werk van den administrateurzoodat hij daarvan
zelf het gemak ondervonden heeftSpreker is van meening,dat op grond van
dit alles,de opheffing van die betrekking een groot nadeel voor de gemeen
te zou zijn,en dat het 1t best is,dat het besluit van Burgemeester en
Wethouders weer wordt ingetrokken.Tenslotte verzoekt spreker nogmaals,
lat Burgemeester en Wethouders over deze zaak een gedetailleerd verslag
zullen uitbrengen,waarbij de Commissie van Openbare Werken is gehoord,
en den heer de Graauw uit te noodigen zijn betrekking nog drie maanden
op denzelfden voet te blijven waarnemen.
De heer KIEPE wenscht voor de juiste kennis van deze zaakeveneens
inzage van de uitgebrachte rapporten.
De heer HARMSEN vraagt,of de heer de Graauw bereid is zijn functie
op deze manier en met dit vooruitzicht nog drie maanden te blijven ver
vullen.
De VOORZITTER zegt daarop niet te kunnen antwoorden.
De heer HARMSEWDat dienen wij dan eerst te weten.
De heer WALDER vraagt,of volgens de meening van den heer Juten deze
betrekking dus overbodig is.
Wethouder JUTEN zegt,dat zijn meening is,dat Burgemeester en Wethouders
over deze betrekking te beslissen hebben en niet de naad.Spreker heeft
in zijn rapport als zijne meening te kennen gegeven om niet tot vaste
aanstelling van den administrateur over te gaan,doch deze betrekking zoo
spoedig mogelijk op te heffen.
De heer DE JONG wijst er op,dat in den brief aan den heer de Graauw
staat,dat de betrekking niet gecontinueerd wordt.
Wethouder JUTEN zegt,dat hij dien brief niet geschreven heeft.
De VOORZITTER is verbaasd over hetgeen de heer Juten hier beweert.
De brief aan den administrateur is verzonden door het College van Burge
meester en Wethouders en de inhoud van dat schrijven is den heer Juten