13- De VOORZITTER wil ten aanzien van deze kwestie ook even zijn mee ning zeggen.Er is hier aan Burgemeester en Wethouders een verwijt ge maakt,dat zij tegen de adviezen van de Commissie van Openbare Werken in,hebben voorgesteld om dat stuk grond te verkoopen.Spreker had juist verwacht,dat de Raad het zou toejuichen,dat het College van Burgemees ter en Wethouders met dit voorstel bij den Raad komt,waar er hier ver schil van meening is tusschen de Commissie en den betrokken Dienst eenerzijds en het College van Burgemeester en Wethouders anderzijds. Burgemeester en Wethouders wenden zich in deze tot den Raad,opdat deze als hoogste College in de gemeente over deze aangelegenheid uitspraak zou kunnen doen.Spreker meent,dat de Raad dit op prijs moest stellen. Burgemeester en Wethouders zijn van meening,dat men dien grond aan den daarbij bepaalden prijs moet verkoopen,terwijl de Commissie en de be trokken Dienst adviseeren om zulks niet te doen.Het is dus nu het meest gewenscht en vanzelfsprekend,dat de Raad zich in deze kwestie uitspreekt waardoor ook de verantwoordelijkheid voor dat besluit bij den Raad komt te liggen, waar deze in dit geval ook behoort te berusten. Spreker wil uitdrukkelijk zeggen,dat hij het apprecieertdat de Commissie en de Dienst van hun afwijkende meening doen blijken,maar juist om dat ver schil van meening,moet de Raad als hoogste college in de gemeente in deze kwestie beslissen. Wat de waarde van dien grond betreft,wil spreker er op wijzen,dat men momenteel bezig is met het bouwen van huizen op grond,gelegen achter het aan de gemeente toebehoorend terrein,waardoor dit terrein beslist niet in waarde zal stijgen.Bovendien liggen deze gio nden er nu al 5 jaar,zonder dat er ooit een behoorlijke vraag naar geweest is,en Burgemeester en Wethouders zijn dan ook van meening,datnu er een be hoorlijke prijs van te maken is,zij die gelegenheid niet moeten af- wij zen. Dat een lid van het College den heer Nieuwenhuizen wenscht te bevoor- deelen,zooals de heer Vriens verondersteltdaarvoor zou spreker geen enkele reden kunnen bedenken. De heer VRIENS zou er het College van Burgemeester en Wethouders geen verwijt van gemaakt hebben,dat het hier een soort gunst betreft, ware het niet,dat in het besluit,aan den Raad voorgelegd,staatdat de verdere afhandeling van deze zaak wordt overgelaten aan Burgemees ter en Wethouders en die verdere afhandeling betreft toch wel op de eerste plaats het aanleggen van rioleering naar dat terrein.Spreker kan het niet anders dan een gunst van het Dagelijksch Bestuur be schouwen,als die rioleering daar geheel kosteloos wordt aangelegd,zoo als de heer Nieuwenhuizen toch ook vraagt.De heer Juten heeft wel ver wezen naar het rapport van den heer Touw,waarin deze het aanleggen van die rioleering zeer wel mogelijk acht,maar/spreker is overtuigd,dat een zeer nauwkeurig onderzoek noodig is,voo'r men zich over een derge lijke kwestie kan uitspreken.Spreker wijst er op,dat do rioleering aan den Zoomweg al zeer hoog ligt en niet diep in den grond,en waar het onderhavige terrein zeer diep ligt,kan het niet anders of het water zal omhoog moeten loopen.Spreker is dan ook in tegenstelling met den heer Touw,van meening,dat aansluiting aan de rioleering daar ter plaatse niet gaat.Bovendien moet daar ook gas en electriciteit en waterleiding worden aangelegd,waarvan een kostelooze aansluiting nog nooit gebeurd is.Als Burgemeester en Wethouders dit aan v.Nieuwen huizen zouden toestaan,dan blijkt daaruit voor spreker,dat de heer Nieuwenhuizen een gunsteling is van het Dagelijksch BestuurSpreker verwacht,dat er dan nog wel meerdere aanvragen komen zullen voor het bouwen van garages met bovenwoning op dien grond. Naar aanleiding van dit alles is spreker er tegen om den grond onder de voorwaarden,zooals in het voorstel van Burgemeester en Wethouders vervat,te verkoopen. De heer SCHEFFELAAR zal zijn stem aan dit voorstel geven,omdat do situatie daar ter plaatse eenigszins is gewijzigd door den bouw van- de woningen aan de Tuinstraat.Spreker zou echter geen voorkeur aan den heer Nieuwenhuizen willen geven,en hoopt,dat het Dagelijksch Be stuur daarmede rekening zal houden. Wethouder JUTEN herhaalt,dat de heer Touw ter plaatse de zaak heeft onderzocht en daarbij tot de conclusie is gekomen,dat er abso luut geen bezwaar bestaat tegen het doortrekken der rioleering.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1928 | | pagina 32