Nu moet men weten, dat vo'ór deze procedure door de gemeente werd "begon
nen, spreker een onderhoud heeft gehad met de heerén Laane en Keuss,
waarbij spreker hun gezegd heeft,dat ze niet het recht hadden op de
gronden een ander bedrijf te doen uitoefenen.Hierop werd hem toen ge
antwoord, dat de vorige Burgemeester wel goed gevonden had,dat er van
werd afgeweken.Spreker heeft toen gezegd,dat de vorige Burgemeester
niet het recht had om afwijking toe te staan,en spreker dan ook een
onrechtmatige daad van zijn voorganger niet kon bestendigen.Door de
heeren Laane en Keuss word niet gezegl - zij waren er vermoedelijk ook
niet zoo var. op de hoogte - dat er een Raadsbesluit was van 1916,'waarbij
door den Raad toestemming werd verleend tot het doen inricht en^van een
stoomvischmeelfabriek,op die terreinen,voor een proeftijd van één jaar.
Nu is deze (fabriek nooit in werking geweest,maar ook al had die fabriek
daar gewerkt,dan nog zou men daarmee geen toestemming hebben gehad om
er vuurmakers te gaan maken,zooals nu gebeurd is.Echter zal men spreker
ook moeten toegeven,datdoordat reeds geruimen tijd was toegelaten,dat
aan de terreinen een andere bestemming werd gegeven,men daar een zeker
recht gekregen had.Ook daardoor kwam de zaak voor de gemeente weer zwak
ker te staan.
Een derde punt,dat sprekers positiu nu niet direct verzwakte,maar
hem toch inschikkelijker maakte,was,dat wanneer er hier een overeen
komst kon worden getroffen,ook bevorderd zou worden de vestiging van
een industrie,zooals de Bataafsceh,welke vestiging voor Bergen op Zoom
van belang was.Als de zaak nog lan5er duurde,zou de Bataafsche misschien
genoodzaakt zijn haar groote depots ergens anders te plaatsen.Spreker
voelde ook,dat er iets onredelijks in zat zelfs tegenover de tegenpartij,
dat zij over 12 jaar verplicht zou zijn den opstal af te breken en te
verwijderen,terwijl wanneer deze door de gemeente werd overgenomen,ze
ook zou v/orden overgenomen door de Bataaf sche. En al v/as nu de advocaat
van die tegenpartij niet een van de aangenaamste,meende spreker toch
het niet zoover te moeten laten komen,temeer daar de gemeente nu het
gebruik krijgt over de gronden,waaraan ook voor haar nog een voordeel
verbonden is.Spreker meende al deze feiten te moeten laten gelden en hij
is dan ook in de Raadskamer direct gekomen met een schikkingsvoorstel.
Het bedrag,dat door spreker werd geboden,was de helft lager dan hetgeen
nu vordt voorgesteld,terwijl de tegenpartij een bedrag vroeg,dat onge
veer driemaal zoo hoog was als het door spreker gebodeneNa>. at aldus
de gevoelens gepeild waren,is men tenslotte tot deze overeenkomst geko
men. Spreker geeft toe,dat die overeenkomst voor de gemeente niet direct
schitterend is,maar het is er toch een,waarmede de gemeente er zonder
kleerscheuren afkomtWanneer men dan nog rekent het bedrag,dat de ge
meente van de Bataafsche zal ontvangen,dan komt het er op neer,dat de
gemeente zoo ongeveer met gesloten beurzen kan betalen,terwijl dan te
vens bereikt is,dat het terrein voor de Bataafsche beschikbaar is ge
bleven.
Spreker wil den Raad niet onthouden,dat hij in eerste instantie sterk
tegen de vestiging van de Bataafsche was en wel omdat de Directie van
de Spiritusfabriek meende,dat de lucht van benzine schadelijk voor de
spiritus zou zijn,en die industrie,welke hier reeds zoo lang is geves
tigd en waarin zoo vele menschen een bestaan vinden,daardoor in gevaar
zou komen.Toen echter bleek,dat de vestiging van de Bataafsche op dat
terrein,voor de spiritus niet zoo schadelijk zou kunnen zijn,dat de Spi
ritusfabriek zelf wilde meewerken aan de vestiging van de Bataafsche op
het terrein van de Potaschfabriek,toen heeft spreker zijn bezwaar tegen
de vestiging der Bataafsche laten vallen.
Alles bij elkaar genomen,meent spreker,dat dc gemeente een slechte
zaak heeft gemaakt,doch om de goede kantjes,die. er ook aan zijn,kon
mener feslechte bij cadeau nemen.Met een gerust hart adviseert spreker
daarom de schikking goed te keuren,waarna dan zoo spoedig mogelijk het
voorstel tot vestiging der Bataafsche,aan denRaad kan worden voorgelegd.
De heer JUTEN zegt er zijn verwondering over te moeten uitspreken,
dat de Voorzitter de verdediging van deze zaak aan hem wilde opdragen.
Spreker wijst er op,dat eerst in laatste instantie aan hem,als Wet
houder van Openbare Werken,is opgedragen om te trachten deze zaak tot
een goed einde te brengen. De voorgeschiedenis van de kv/estie heeft spre
ker niet meegemaakt.
Spreker wenscht even terug te komen op hetgeen door den Voorzitter
aan sprekers adres gezegd is.De Voorzitter heeft gezegd,dat er een
besluit was van het vorig College,dat niet meer zou worden onderhandeld