Waar vandaan komt nu die scherpzinnige vondstdat zulk een be sluit niet zou genomen zijn? Waarom wordt nu gezegd: We hebben geen der gelijk besluit genomen,terwij 1 dezelfde Raad,die in de vergadering van 26 April 192S het besluit nam om niet in te gaan op het advies van Ged. Staten,tot intrekking van het besluit,toen niet mededeelde aan Ged.Sta ten,dat hem van een dergelijk besluit niets bekend was,maar bij schrij ven van 10 Mei 192S aan dat College berichtte,dat hij zijn besluit wenschte te handhaven. Spreker begrijpt niet,waarom nu niet gezegd wordt:we leggen ons bij het besluit van Ged.Staten neer,ofwel we gaan bij de Kroon in beroep. Spreker wijst nog op de moreele verplichting van den Raad om thans op het besluit van Ged.Staten eene beslissing te nemen en acht het 't ver standigste, dat de Raad zich bij die beslissing neerlegt.Spreker wil er wel op wijzen,dat er in het laatste jaar geen beslissingen door de Kroon genomen zijn,die een verhooging van pensioensverhaal goedkeurden. Daarom adviseert spreker den Raad om zich bij het besluit van Ged.Sta ten neer te leggen,waardoor de Raad ook de eer aan zichzelf houdt. Wethouder JUTEN zegt,dat het hier gaat om het recht van het spel. Een besluit tot verhooging der pensioensbijdragen eischt niet de goed keuring van Ged.Staten en daarom is naar sprekers meening van zekere zijde een begrootingswijziging geformuleerd,welke wèl aan die goedkeu ring is onderworpen.De Raad is echter niet in de gelegenheid geweest, dat besluit goed te keuren en daarom wil spreker voorstellen,aan Ged. Staten te berichten,dat aan den Raad van zulk een besluit niets bekend is. Wethouder KIEPE stelt voor aan deze zaak een einde te maken door een schrijven aan Ged.Staten te richten,waarin wordt medegedeeld,dat de Raad een besluit tot wijziging der begrooting 1928 als door Ged. Staten^bedoeld,niet genomen heeft. De VOORZITTER vraagt of de heer Kiepe dan aan den Raad wil duidelijk maken op welke wijze de meerdere ontvangsten,voortvloeiende uit het be sluit tot verhooging der pensioensbijdrage,zullen worden geind. Wethouder KIEPE betoogt,dat die bedragen als batig saldo op de eind- rekening komen. De VOORZITTER vraagt of de heer Kiepe dan niet weet,dat het gaat om de begrooting 1928 en dat het niet aangaat dat deze bedragen als ba. tig saldo op de begrooting I929 komen? Immers het eventueel batig saldo der rekening 1928 komt op de begrooting 1930* Wethouder KIEPE wijst op de kohieren der Hondenbelasting en zegt dat het ook daarmee zoo gaat. De VOORZITTER zegt dataonjuist is,en dat deze kohieren steeds door den Raad worden vastgesteld. De heer BECHT meent,dat het een kwestie van consequentie is en dat de Raad alleen consequent is,wanneer hij zich houdt aan het eenmaal ingenomen standpunt,dat er een besluit is,en naar aanleiding van de beslissing van Ged.Staten thans in beroep wordt gegaan bij de Kroon. De heer MUSTERS vraagt of Ged.Staten niet seeds vorige maal het be sluit konden vernietigen? Spreker vraagt of dat altijd op deze wijze gebeurt? Spreker vraagt verder of een besluit als ten opzichte van de pensioensbijdrage,altijd automatisch tot uiting komt bij de begrooting? De VOORZITTER zegt dat dit geheel inhaerent is aan een zoodanige beslissing en dat dit altijd zoo gebeurt. De heer BEOHT merkt op,dat het hier niet gaat om onvoorziene uitga ven, maar wel over uitgaven,die wel degelijk voorzien zijn.Het is dus geen kwestie van kleine verschilpostjos Wethouder JUTEN betoogt nogmaals,dat er geen besluit is als waar Ged.Staten over schrijven,en herhaalt dat de meerdere inkomsten tenge volge van de verhoogde pensioenstorting te verantwoorden zijn bij de onvoorziene baten. De VOORZITTER zegt nogmaals,dat dit niet moet verwaid worden met de Posten van verhooging,welkeingevolge besluiten van den Raad op de ogrooting tot uitdrukking moeten komen.De uitspraak van Ged.Staten ln het onderhavige geval is rduidelijk genoeg. De heer DE JONG merkt op,dat er blijkbaar verschil van opvatting is omtrent het raadsbesluit tot verhooging der pensioensbijdragen en ut besluit tot verhooging der betrekkelijke posten van inkomsten.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1928 | | pagina 141