10. Spreker is van meening,dat de leden van den Raad ook niet niet kennis van zaken hun stem kunnen uitbrengen over dit voorstelzoolang er geen gelegenheid geweest is om te kunnen spreken over den persoon zelf.Spre ker gelooft niet,dat de leden van den Raad de capaciteiten van dezen persoon voldoende kennen,zoodat men er ook niet direct over oordeelen kan,of hij voor deze betrekking geschikt is. De heer DE JONG merkt op,dat de benoeming en het ontslag van den ad ministrateur in h^den van Burgemeester en Wethouders gelegd is.Deze heb ben van hun bevoegdheid in deze ook gebruik gemaakt,en daarmee is naar sprekers meening deze zaak afgedaan en gaat het niet aan om daarop weer terug te komen. De heer VERBIEST wijst er op?idat in de Gemeentewet voldoende omschre ven is,dat de hoofden van dienst benoemd en ontslagen worden door den Raad. Wethouder JUTEN zegt,dat het debat een zeer eigenaardig verloop krijgt.Er staat een punt op de agenda,waarbij alleen een herstemming zal plaats hebben over het al- ,óf niet behouden van de functie van admini strateur.Het is algemeen bekend,dat bij een herstemming als deze niet meer over het betrokken onderwerp gesproken wordt,en de debatten daar over niet meer worden heropend.Nu heeft ook hier de herstemming plaats gehad en zonder dat iemand er iets van merkt,krijgt plots als bij af spraak onze collega Vriens het woord om dit onderwerp opnieuw te gaan bespreken en een voorstel te doen.Spreker acht dit absoluut in strijd met de voorschriften en wil er dan ook zijn leedwezen over uitspreken, dat de Voorzitter dit heeft toegelaten. De VOORZITTER zou,om alle onjuistheden uit den weg te ruimen,den heer Juten even willen antwoorden.Spreker gel ooft,dat de heer Juten de zaak vereerd bekijkt. De opmerking van den heer Juten is geheel juist,dat voor de herstemming in gevallen als deze,over het betrokken onderwerp niet meer gedebatteerd^of gesproken wordt,maar dat is hier ook niet gebeurd.Onmiddellijk na de stemming heeft de heer Vriens het woord ge vraagd en in verband met het resultaat der stemming een geheel ander onderwerp ,ter sprake gebracht met een voorstel,dat voldoende werd onder steund. Het voorstel van den heer Vriens houdt iets heel anders in,dan het voorstel waarover herstemd is. Wethouder JUTEN merkt op,dat geen der leden er iets van bemerkt heeft, dat de heer Vriens het woord gevraagd heeft. De VOORZITTER vraagt hierop den heer Vriens,of deze het woord onmid dellijk na de herstemming gevraagd heeft. De heer VRIENS antwoordt bevestigend, ethouder JUTEN zegt,dat het tegen elke usance is.Spreker begrijpt niet,dat dit voorstel van den heer Vriens zoo maar direct in behandeling wordt genomen en hij betreurt het,dat de Voorzitter de vergadering op een dusdanige -wijze leidt. ^De VOORZITTER onderbreekt den heer Juten door hamergeklop,en zegt, dat hij het direct behandelen van het voorstel van den heer Vriens in stemming zal brengen,zoodat dan alle verdere wettigheid of onwettigheid in deze buiten bespreking blijft. De heer WALDER zegt zeer verbaasd te zijn over hetgeen hier gebeurt. Meerdere malen is het voorgekomen,dat spreker of een der leden van den Raad staande de vergadering een of ander voorstel deden op de wijze als zulks nu door den heer Vriens is gedaan,en dan werd dit steeds door den Voorzitter afgewezen.Spreker heeft daarover met den Voorzitter al dikwijls gedebatteerd,daarbij steunende op art.^2 der gemeentewet,waarin duidelijk staat,dat ieder lid van den Raad het recht heeft om staande de vergadering voorstellen te doen.Het is zelfs zoo sterk,zegt spreker, dat er bepaald is,dat wanneer in een reglement van orde iets anders daar omtrent is vermeld,dat reglement dan niet deugt.De Voorzitter is het hieromtrent met spreker nooit eens geweest,en zelfs de rondvraag werd door hem afgeschaft,wat spreker ook niet juist vindtSpreker is nog steeds van meening,dat ieder raadslid staande de vergadering een voor stel kan indienen. De VOORZITTER: Met toestemming van den Raad. De heer WALDER beaamt dit,doch merkt op,dat de Voorzitter dit tot nu toe altijd bestreden heeft.En daarom heeft het spreker zoo verwonderd, dat de Voorzitter nu met het voorstel van den heer Vriens blijkbaar van standpunt veranderd is.Spreker herhaalt,dat ook naar zijn meening de nu gevolgde handelwijze juist is,doch dot dusver was de Voorzitter steeds van een andere meening.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1928 | | pagina 136