6 houding,terwijl er geen gevaar voor revolutie meer is.Wanneer de men seden, die er belang bij hebben, zelf geen 4-00,bij elkaar kunnen brengen om daar in Den Haag op 17 September a.s. hoera te gaan roepen dan vindt spreker het verkeerd,dat men voor een dergelijk doel de ge meente laat betalen.Daardoor zouden ook menschen aan deze subsidie bijdragen,die geenszins met deze instelling sympathiseeren.Spreker ver klaart zich dus tegen het geven van eenige subsidie en als men graag naar die aardigheid in Den Haag gaat,vindt spreker,dat men zelf daarvoor ook maar de kosten moet dragen. De heer HARMSEN zal,haarcel hij zich niet kan plaatsen op het stand punt van de S.D.A.P. en hij niet accoord gaat met hetgeen de heer de Jong zoo juist in het midden heeft gebracht,toch stemmen tegen het ver- leenen van een subsidie,omdat het hier gaat om het vieren van een lustrum dus voor het maken van pleizier.Als het ging om de instandhou ding van den vrijwilligen landstorm,was het voor spreker een andere kwestie,doch nu dit geld gebruikt moet worden voor feestviering kan spreker zich daarmede niet vereenigen. De heer SCHEFFELAAR kan heel goed begrijpen,waarom de heer de Jong als socialist deze instelling liefst zoo vlug mogelijk zag verdwijnen en thans ook tegen het verleenen van deze subsidie is.Spreker kan zich echter heel goed vereenigen met het voorstel van den heer Simons,en zoo lang er in de Kamer door de voormannen van de S.D.A.P. nog op zulke dubbelzinnige wijze over revolutie gesproken wordt,is spreker niet overtuigd,dat instellingen als de vrijwillige landstorm niet meer noo- dig zijn.Spreker wil zich dan ten opzichte daarvan gaarne scharen aan de zijde van den heer Duymaer van Twist De heer DE JONG vraagt,wanneer zulks geschied is. De heer SCHEFFELAAR zegt dat zulks nog kort geleden gebeurd is. De VOORZITTER zegt,dat hij in zijn antwoord,den heer de Jong precies zeggen zal,wanneer zulks geschied is.Spreker zal de volgorde van den heer de Jong houden,en komt dan eerst aan het_gezegde van dezen,dat de socialisten in de revolutieweek niet van de revolutie zijn teruggeschrok ken door den Vrijwilligen Landstorm en de Burgerwachten.Spreker kan het zeer goed begrijpen dat de socialisten thans niet gaan bekennen,dat zij daardoor teruggeschrokken zijn,en dat zij de eer aan zich willen houden door te zeggen,dat het gezond verstand hen daarvan heeft teruggehouden. Spreker kan zich dat heel goed indenken.Echter is het voor spreker en voor hen,die niet aan de zijde der S.D.A.P. staan,wel een eigenaardig verschijnsel geweest,dat de revolutie,die met zooveel ophef van de zijde van de S.D.A.P. werd aangekondigd,langzaam is teruggevallen tot niets,en dat op het congres,dat 1s-Zaterdags daarop werd gehouden,beslo ten werd van revolutie af te zien.Spreker wil dan ook wel zeggen - en wellicht zullen de socialisten hieruit wel wat geleerd hebben - dat hij ook niet bang is voor een revolutie die van te voren wordt aangekondigd. Wanneer er ooit in de toekomst een revolutie zou komen,dan zal men deze niet van te voren aankondigen,want dan geeft men de tegenpartij de ge legenheid zich te wapenen.Een revolutie is een poging van een minder heid om door wapengeweld zich meester te maken van de regeerin,zoodat zulk een poging van te voren aangekondigd,nooit tot succes leiden kan. En nu heeft spreker het wel opvallend gevonden dat zoodra de Burger- wacht en de Vrijwillige Landstorm zich hadden gevormd en de regeering haar houding had bepaald,er van een revolutie ineens geen sprake meer was.Spreker weet nog wel,dat in die dagen Rotterdam krioelde van Burger wachtleden en vrijwillige-landstormers en het stadhuis geheel door sol daten bezet was.Als een natuurlijke reactie van het rumoer in die dagen is de angst gekomen,doch spreker weet ook,dat er aan regeeringszijde van angst geen sprake was.Nu kan de heer de Jong wel zeggen,dat de angst voor revolutie is geweken,niettegenstaande elk jaar het revolutiespoolc door bepaalde personen nog wordt opgeroepen,maar als dat spook dan Zadelhoff is,dan is het al zeer duidelijk,dat de gedachte aan revolutie nog niet geheel verdwenen is.Spreker haalt dan aan - mede als antwoord op de vraag welke de heer de Jong aan den heer Scheffelaar stelde - dat nog pas de heer Zadelhoff,lid van de Tweede Kamer en lid van de S.D.A.P. geweigerd heeft en nog steeds weigert antwoord te geven op een vraag door den Minister van Oorlog aan hem gesteld. De heer DE JONG: Een vraag,die niet gesteld had mogen worden. De VOORZITTER: De heer Zadelhoff heeft op een vraag van den Minister van Oorlog,of deze in geval van oorlog- of revolutiegevaar kan rekenen op de sociaal-democratische arbeiders in de Ri jks-werkplaatsen, ao .veigerd

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1928 | | pagina 132