r-
11.
Door spreker is een verzuim gepleegd, niet tegenover Snepvangers,maar
tegenover den Raad.Spreker had moeten zorgen,dat de Raad tijdig mede-
deeling had ontvangen van de "bezwaren van Ged. Stat en. Dit heeft spreker
nagelaten en als de Raad meent,dat dit een ernstig verzuim^is,dan
heeft deze de middelen om daarvan te doen blijken.Spreker vil ook nog
mededeelen,dat dit verzuim door hem min of meer opzettelijk is ge
pleegd. Hetis n.l. sprekers gewoonte,omwanneer hij officieele mede
deelingen krijgt,altijd rog even te wachten en ook eens te "beluisteren
wat'aan officieuse mededeelingen "binnenkomtDat is ook hier gebeurd
en spreker deed dit met te meer gerustheid, omdat hij wist,dat Snep
vangers'door den Wethouder was gewaarschuwd.Toen echter bleek,dat er
niets van de zaak kon komen,is deze blijven liggen.De schuld daarvoor
is echter bij spreker en niet bij een der WethoudersDit is echter
een verzuim tegenover den Raad en niet tegenover Snepvangers,die im
mers gewaarschuwd was.
Wat betreft de vraag,of aan Snepvangers een schadevergoeding moet
worden toegekend,zegt spreker het volkomen eens te zijn met den heer
Dikland,dat deze kwestie hier niet aan de orde is.Het gaat or hier
alleen om,of het raadsbesluit zal worden ingetrokken en niets meer.
Eerst als een verzoek om schadevergoeding is ingekomen,'kan daarover
worden gesproken en door den Raad een beslissing worden genomen.
Waar spreker van de Raadsleden hoort,dat Snepvangers hen persoon
lijk heeft bezocht en afgaande op de mededeelingen der leden,meent
spreker,dat Snepvangers hen maar wat praatjes heeft verkocht.Vooral
blijkt dit .uit de mededeeling van den heer Becht over een brief van
den notaris betreffende het aanvaarden van den grond op 1 November,
welke brief bij Wethouder Juten zou berusten.Nu blijkt,dat hier niets
van waar is.Spreker zou het daarom de beste oplossing vinden,dat Snep
vangers zich met een verzoek tot den Raad moet wenden,indien hij meent,
dat hij recht op schadevergoeding heeft.Hij kan in dat verzoek de gron
den voor die schadevergoeding uiteenzetten en de leden hebben het dan
zwart op wit en behoeven niet op praatjes af te gaan.Het College &an
dan het advies van den betrokken dienst vragen en daarna met een prae-
advies bij den Raad komen,waarna deze een beslissing kan nemen.
Spreker meent hiermede te kunnen volstaan.Er is absoluut geen reden
'om op deze zaak verder in te gaan, omdat Snepvangers zich wel tot de
Raadsleden persoonlijk heeft gewend,doch niet tot den Raad,terwijl
hij bovendien aan de Raadsleden onjuiste mededeelingen heeft gedaan.
Mocht Snepvangers schade hebben geleden,dan is daarvoor de schuld
aan hem zelf,want hij is tijdig gewaarschuwd geworden.Deeenige schuld
die blijft,is die van den Burgemeester,die om de boven uiteengezette
redenen verzuimde,den Raad tijdig mededeeling omtrent deze zaak te
doen;daarover kan de Raad natuurlijk zich uitspreken,doch de beide
Wethouders van het vorig College gaan in deze geheel vrij uit.
De heer DE JONG zegt,dat na de uiteenzetting van den Voorzitter,
deze zaak er geheel anders uitziet. De leden van den Raad. konden daar
van niets weten,en ofschoon spreker den Voorzitter nu niet dadelijk
op het zondaarsbankje wil zien,was het toch beter geweest,als de Voor
zitter van de diverse stadia der zaak aan den Raad mededeeling had ge
daan. Spreker vertrouwtdat de Voorzitter in het vervolg den Raad meer
tijdig op de hoogte stellen Tsal van hetgeen aan den Raad ter kennis
gebracht behoort te worden.
De heer MUSTERS, zegt,dat hij Snepvangers nog hedenmorgen heeft ge
sproken en dat hijN^ot tweemaal toe heeft gevraagd of hij eenig be
richt van Wethouder Asselbergs heeft gekregen,waarop deze hem verklaar
de geen bericht te hebben ontvangen.Wel had hij een brief ontvangen
van een notaris met bericht,dat de grond verkocht was,welke mededee-
ling°hem later nog mondeling door den notaris was bevestigd.
De heer BECHT zou naar aanleiding van deze zaak willen voorstellen
om in het vervolg de volgorde van behandeling der zaken juist anders
om te doen zijn.Als voortaan eerst de Voorzitter namens het College
de zaken toelichtte,dan kon er heel wat tijd bespaard worden en waren
de Raadsleden voldoende op de hoogte,waardoor nuttelooze debatten,zoo
als in dit geval,voorkomen werden.
De VOORZITTER zou er wel voor gezorgd hebben,dat de Raadsleden vol
doende op de hoogte waren gebrachtindien Snepvangers met een klacht
bij den Raad was gekomen.Nu hij echter zich tot de Raadsleden wendde,
wist spreker niet,welke inlichtingen hij moest geven,omdat hij niet
wist,wat door do leden over deze zaak naar voren gebracht zou worden.