10.
De heer WALDER merkt nog op,dat het de schuld is van het oude Dage-
lijksch Bestuur,dat Snepvangers zoo lang in het onzekere is gelaten.
Spreker zal echter graag de toelichting van Wethouder Juten in deze
zaak vernemen.
De heer JUTEN zegt,dat,toen het nieuwe College van Burgemeester en
Wethouders de zaken overnam,er bijna elke vergadering enkele oude
stukken naar voren werden gebracht,die door het oude College niet
meer afgedaan waren.Onde; die stukken behoorde ook de zaak Snepvangers
betreffende den aankoop van een stuk grond.Het nieuwe College heeft,
toen spreker deze zaak daar naar voren bracht,aan spreker opgedragen,
deze zaak verder te onderzoeken,waartoe hem alle bescheiden werden
ter hacdgesteld.Spreker heeft de zaak onderzocht en daaromtrent een
rapport uitgebrachttengevolg'e waarvan eindelijk dit voorstel aan den
Raad is voorgelegd.De meening van de leden,die hier naar voren brachten
dat het oude College van Burgemeester en Wethouders niet nalatig zou
zijn geweest in deze zaak,kan spreker niet deelen.Integendeelhet oude
College is,volgens spreker,op de eerste plaats al nalatig geweest door
niet met oeide handen de gelegenheid tot intrekking van het Raadsbe
sluit aan te grijpen,voor welk voorstel aan den Raad alle reden bestond
naar aanleiding van het schrijven van Ged. Staten.Volgens de Gemeente
wet hebben naar sprekers meening Ged.Staten niet het recht een raads
besluit als het onderhavige af te keuren,maar zij kunnen wel in over
weging geven om het Raadsbesluit in te trekken.Dit heboen Ged.Staten
dan ook gedaan doch het oude College is hierop niet ingegaan.Spreker
meent,dat Snepvangers dan ook zeer sterk zou staan,als hij op dezen
grond ging reclameeren.Al komt een zekere partij tegen den aankoop op,
omdat zij de bedoeling,die met dien grondaankoop voorzit,niet goed
kan keuren,dan kan de gemeente toch wel gebonden zijn aan haar genomen
besluit en moreel verplicht zijn om dat besluit ook uit te voeren.Spre
ker heeft zich echter tenslotte bij de meening van het College neerge
legd om aan de zaak een einde te maken.Volgens spreker Zou de beste
oplossing zijn,indien de Raad besloot om zijn vroeger genomen besluit
in te trekken en aan Snepvangers een kleine vergoeding te geven.De
hier naar voren gebrachte bedragen voor die vergoeding loopen nogal
uiteen,doch naar sprekers meening komt dit hoofdzakelijk,doordat de
heer Musters twee jaar ^heeft berekend voor de schade,terwijl de heer
Verbiest slechts voor eén jaar rekent.
De VOORZITTER merkt op,dat het hem heeft gefrappeerd,dat verschil
lende leden bij hun uitlatingen toonden deze zaak door een geKleurden
bril te bekijken,en wel door den bril van Snepvangers,en niet door
dien van de gemeente.Spreker zit hier echter om de belangen der gemeen
te Bergen op Zoom te behartigen en niet het belang van Snepvangers
noch van eenig ander inwoner.Er is hier ook gesproken van moreele ver
plichtingen aan de zijde der gemeente,maar dan zou spreker er op wil
len wij zen,dat deze leden de zaak verkeerd hebben bezien,of niet goed
of onjuist zijn ingelicht.
De heer Musters beweertdat deze verkoop zonder eenige voorwaarden
is aangegaan,wat een onjuiste voorstelling is,daar uit tal van stukken
blijkt,dat in de verkoopacte de voorwaarde is gemaakt van goedkeuring
door Ged.Staten.Nu brengt men wel de ongeletterdheid van Snepvangers
naar voren,doch spreker meent,dat aan deze bewering niet zooveel waar
de behoeft te worden gehecht .Burgemeester ei. Wethouders hebben met den
manopen kaart gespeeld,en de man is geenszins onbillijk en onredelijk be
handeld. De juiste toedracht der zaak is de volgende.Een maand,nadat
het schrijven van Ged.Staten is gekomen,is Snepvangers bij den Wethou
der van Opepbare Werken ontboden en deze heeft hem toen gezegd op den
verkoop van den grond maar niet te veel te rekenen,want er zou waar
schijnlijk niets van komen.Snepvangers is daarna voor de tweede maal
bij den Wethouder ontboden en deze heeft hem toen aangeraden om den
grond maar te gaan opzaaien,want van den verkoop kon niets komen.Snep
vangers heeft toen den Wethouder geantwoord,dat hij dan met het bewer
ken van den,grond zou gaan beginnen.Snepvangers is nadien nog naar
notaris Pere'e geweest en toen deze den Wethouder opbelde over deze
zaak,heeft de Wethouder ook aan den notaris gezegd,dat de aankoop niet
kon doorgaan en dat Snepvangers den grond maar weer in gebruik moest
nemen.Aldus heeft de heer Asselbergs de toedracht der zaak aan spreker
medegedeeld.
Op de vraag of hier een verzuim is gepleegd,antwoordt spreker be
vestigend, doch niet de Wethouders hebben schuld aan dit verzuim,maar
spreker zelf.