2.
van den goeden wil van Burgemeester en Wethouders. Spreker verklaart,
dat geenszins eenige vooringenomenheid ten opzichte van den heer
Verlinden aanleiding tot het request der bouwvereeniging was,maar
enkel en alleen het belang der bouwvereeniging zelf.
-^e heer SIMONS zegt op het schijnbaar persoonlijke van deze zaak
niet diep te zullen ingaan. De bouwvereeniging staat of valt niet met
de al of niet inwilliging van dit verzoek. Toch verzoekt hij den Raad
aan den wensch van het bestuur der bouvnrereeniging te voldoen,daar
deze de welwillendheid van het gemeentebestuur wel heeft verdiend,
vaar m het oude bestuur in Juli blijkbaar een algemeen streven be
stond om heen te gaan,heeft het nieuwe bestuur met volle ambitie de
zaak ter hand genomen. Met vaste hand heeft het tegenwoordige bestuur
de taak op zich genomen en verschillende verstandige besluiten zijn
er reeds het gevolg van geweest. Nu het heele bestuur vernieuwd is,
zou spreker er prijs op stellen,dat ook aan deze zaak de aandacht
geschonken werd door de gemeente. De vertegenwoordiging van het
gemeentebestuur in het bestuur van de bouwvereeniging wordt door de
wet niet vereischt en een dergelijke vertegenwoordiging bestaat alleen
mn Bergen op Zoom. De andere bouwvereeniging hier ter stede kent het
ins ïtuut ook niet. De St.Joseph bouwvereeniging heeft echter tegen
deze vertegenwoordiging geen bezwaar. Door den tegenwoordigen afge
vaardigde van de gemeente wordt echter deze taak niet op bevredigende
wijze vervuld en tusschen hem en het bestuur der bouwvereeniging
ontbreekt alle samenwerking. Het doet spreker genoegen,dat dit ver
zoek tot den Raad gericht is,omdat daaruit blijkt,dat de Raad door
de bouwvereeniging wordt erkend. Zeer terecht leggen de nieuw ont
worpen statuten het benoemingsrecht van den gemeentelijken vertegen
woordiger in handen van den Raad,die toch ook voorschotten verleent.
De heer A.VRIENS zegt,dat het ook hem heeft gefrappeerd,dat het
Dagelijksch Bestuur voorstelt deze aangelegenheid voor kennisgeving
aan te nemen. De heeren Juten en Verlinden zijn de vertegenwoor
digers van de gemeente in het bestuur van de bouwvereeniging. Nu kan
het waar zijn, dat in de bouwver een iging Goed V/onen,g een vertegen-
woordigervan de gemeente zitting heeft en het kan ook waar zijn,
dat het eigenlijk geen wettelijk voorschrift is,maar bij de bouw
vereeniging St.Joseph gaat het over een zoo groot complex woningen
en hoofdzakelijk arbeiderswoningen,dat het geen overdreven luxe is,
dat de gemeente zich in het bestuur van die vereeniging doet ver-
egenwoordigen. Nu is do heer Verlinden vertegenwoordiger geweest
van de gemeente en als zoodanig heeft hij in het bestuur zitting
gehad. Toen de feecr Verlinden wethouder en lid van den Raad was,
bestond er^een verbinding tusschen hem en het gemeentebes tuurmaar
thans nu hij geen raadslid meer is,niet. Het ligt daarom volgens
spreker op den weg van het gemeentebestuur een nieuwen vertegen
woordiger aan te wijzen. Spreker schaart zich verder aan de zijde van
den heer Simons waar deze de wen schel ijkhc-id betoogt,dat de benoeming
geschiedt door den Raad.
De heer v/ALDER wil over deze questie ook het zijne zeggen.. Hij is
het er mee eens,dat de gemeentevertegenwoordiger in het bestuur der
bouwvereeniging,welke thans door Burgemeester en Wethouders wordt
aangewezendoor den Raad dient te worden benoemd. Spreker is van
meening,dat elk bestuurslid van de bouwvereeniging tot moreelen
plicht heeft de vereeniging zoo goed mogelijk te doen ma.rc.he er en
Janneer men nu de positie van den heer Verlinden kent,kan spreker
niet onderschrijvendat deze daarvoor de aangewezen persoon is.
Spreker is er voor,dat critiek wordt uitgeoefend,maar dan moet het
een gezonde critiek zijn,die de toets kan doors taan. Wanneer op hot
voorstel van het Dagelijksch Bestuur wordt ingegaan,dan houdt men
het persoonlijk element waarvan Bergen op Zoom de laatste jaren al
zooveel last heeft ondervondenin de bouwvereeniging. Een particulier
kan schrijven wat hij wil,maar het gaat niet op,dat'een bestuurslid
van de vereeniging over die vereeniging schrijftzooals thans is
ge schied.
De heer BECIIT meent,dat het Dagelijksch Bestuur zich op het cenig
juiste standpunt heeft gesteld. Hij is ook van meening,dat men niet
af moet gaan op een vragenrubriele van een courant. Als het voorstel
van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen en het bestuur van
de bouwvereeniging neemt kennis van het debat,dan zal het wel zoo